Jaap en Gerdientje. Deel 7. De grote reis
(1953)–Tjeerd Bottema, A.C. Lafeber, Anne de Vries– Auteursrecht onbekend
[pagina 90]
| |
12. Van Ceylon naar Sumatra.Een paar dagen na het ongeluk met de bal bereikte de Johan van Oldenbarnevelt Colombo, de havenstad van Ceylon. 'Het Indisch paradijs' wordt Ceylon vaak genoemd,' vertelde Hannekes vader. 'Omdat de natuur er zo prachtig is, het klimaat zo heerlijk en de plantengroei zo weelderig. Wat mij betreft zou de boot hier best een paar dagen mogen blijven liggen. We zouden dan een uitstapje naar de hoofdstad Kandy kunnen maken of op olifanten kunnen gaan jagen, en “en passant” een paar theetuinen bezoeken. Een vriend van mij, die verleden jaar een reisje over het eiland gemaakt heeft, noemde het een ware lusthof!' 'Volgens de Mohammedanen van Ceylon is hier inderdaad het paradijs geweest,' vertelde hij verder. 'Boven op een berg, de Adamspiek geheten, kunnen zij je nòg de plaats wijzen, waar Adam voor het eerst zijn voet heeft gezet, toen hij uit de Hof van Eden verdreven was. En het meertje, dat daar gevonden wordt, dankt zijn ontstaan, - volgens hen dan! - aan de tranen, die Adam toen geschreid heeft!'... 'Oei, oei!' zei Joop, 'die zwom dus in zijn tranen!... Ik kan wel zien, dat jij van Adam afstamt, Hanneke!' | |
[pagina 91]
| |
Want Hanneke had juist een deuntje lopen huilen, omdat zij op het sportdek een bal erg ongelukkig tegen haar neus gekregen had... 'Och, loop rond!' zei Hanneke. 'Graag!' zei Joop. 'Maar door het Indisch paradijs dan!' Maar daar zou geen tijd voor wezen, meende meneer Laurens, want de boot bleef hier maar een paar uur liggen. Wel zouden ze met z'n | |
[pagina 92]
| |
allen even een kijkje in de stad kunnen gaan nemen. Misschien weer in een auto?... Er stonden auto's genoeg bij de haven, merkten ze, toen ze aan land gegaan waren. Maar ze zagen ook een groot aantal vreemdsoortige karretjes, die ze nog nergens anders gezien hadden. 'Riksja's,' noemde meneer Laurens ze. Het waren hoge twee-wielige open wagentjes, waar je hoogstens met z'n tweeën in kon zitten. 'Het lijken wel Indische bokkenwagentjes!' meende Gerdientje. 'Maar met rare bokken er voor!' grapte Joop. 'Moet je daar eens kijken!' Daar kwam juist een riksja in volle vaart naderbij. Een heer en een klein meisje zaten er in. En een man met een donkere huidskleur liep in snelle draf tussen de trekbomen en zette bij de haven zijn vrachtje neer. Hij had maar weinig kleren aan en het zweet droop van zijn lichaam. Hier hield men er dus geen trekdieren, maar trekmensen op na! Het was toch niet best, als je op zo 'n manier aan de kost moest komen, dacht Gerdientje. En haar vader scheen er ook zo over te denken. 'Ik geef de voorkeur aan een auto,' zei hij. Ze maakten in een open wagen een ritje in de omgeving van de stad en ze genoten er allen van. Ze reden door een bos met eeuwenoude bomen, ze zagen klapperplantages en kaneeltuinen en snoven met welgevallen de geuren van orchi- | |
[pagina 93]
| |
deeën en andere tropische gewassen in. Na een uurtje bracht de chauffeur ze terug in de stad. Gerdientje vermaakte zich met het lezen van de straatnamen. Opeens riep ze: 'Kijk eens, die straat heet Wolvendaal-street!... Wat gek is dat! Het eerste stuk lijkt wel Hollands, maar het laatste stuk is Engels!' 'Goed opgemerkt!' zei meneer Laurens. 'Stop chauffeur! Hier moeten we even kijken... Ceylon was vroeger een Hollandse kolonie, Gerdientje, en daar is nog wel iets meer van overgebleven dan alleen de naam van deze straat.' En toen bracht hij de jongelui in een oud-Hollandse kerk, waar nog verscheidene grafmonumenten en wapenschilden uit de tijd van de Oost-Indische Compagnie te zien waren. Het laatste deel van de tocht werd te voet afgelegd en het gezelschap kon rustig wandelen, want ze werden hier niet, zoals in Port-Said, door bedelaars aangeklampt. Ze ontmoetten vertegenwoordigers van allerlei donker-gekleurde mensenrassen, maar geen viel de vreemdelingen lastig. Ergens op een hoek was een slangenbezweerder bezig zijn kostje te verdienen. De man speelde een eentonig deuntje op een fluit, waarna een gevaarlijk uitziende slang uit een kistje omhoog kronkelde, zijn giftige kop naar de man toestak en op de maat van de muziek heen en weer begon te wiegen. 'Griezelig, hoor!' vonden de meisjes. Veel | |
[pagina 94]
| |
liever bekeken ze de mooie uitstallingen van de winkels. Prachtige, uit ivoor gesneden beeldjes waren er te zien en vooral veel olifantjes. Geen echte natuurlijk, maar van glanzend gitzwart hout gemaakt. 'Ebbenhout,' zei Gerdientjes vader. 'Dat hout heb je ook in de Molukken.' Meneer Laurens kocht een paar mooie exemplaren voor een vriend in Holland. Over een paar weken zouden ze op een schoorsteenmantel in een villa in Zeist te pronk staan. 'Maar nu is het hoog tijd, om naar de boot terug te keren,' vond meneer Laanders. 'Ik zou niet graag te laat willen komen.' 'Zou de boot niet wachten?' vroeg Joop. 'Vast niet!' verzekerde zijn vader. 'Hij zou heel rustig zonder ons naar Indonesië varen.' Maar ze kwamen nog op tijd aan boord en even later stoomden ze de haven weer uit, met Sabang, op de Noordpunt van Sumatra, als doel. Nog drie dagen, dan hoopte men voet op Indonesische bodem te zetten. Het einde van de reis kwam in zicht!... En hoe goed en gezellig het was aan boord, nu begon toch ieder daarnaar uit te zien. Toen dan ook, vroeg in de morgen, de Johan van Oldenbarnevelt de prachtige baai van Sabang binnenvoer, was bijna ieder aan dek. Hoe dichter men de kust naderde, hoe fraaier het uitzicht werd. De beboste berghellingen staken donkergroen af tegen de hel-blauwe lucht. | |
[pagina 95]
| |
Het water van de baai flonkerde in het gouden zonlicht. Duizenden palmbomen hieven hun kruinen hoog in de lucht. Dit was de poort van Indonesië. Met ongeduld verbeidden de kinderen het ogenblik, waarop ze aan land zouden kunnen gaan.Nu waren ze immers in het land waar ze voortaan zouden wonen! Zou 't er ook zo heet zijn als in de Rode Zee? Dan hielden ze 't er geen twee weken uit! Om acht uur meerde de boot aan de kade en om kwart over acht wandelde Gerdientje voor het eerst van haar leven met Vader en Moeder en Wim en al de anderen op een Indische pasar.Ga naar voetnoot1) Het was wel een heel andere markt dan in Holland. Het ging er veel rustiger toe. Sirih kauwende vrouwen zaten stil bij hun uitstallinkje | |
[pagina 96]
| |
op de grond gehurkt. Ze droegen allen een veelkleurige sarongGa naar voetnoot1) en een helderwitte kabaja.Ga naar voetnoot2) Ze verkochten rijst en mais, pisang en gedroogde vis, kippen, tabak, groenten, zout, olie en nog veel meer. Alles, waar je elders voor in de winkels moest wezen, scheen je hier op de markt te kunnen kopen. Al deze artikelen lagen op matten op de grond uitgestald. Maar er stonden ook enkele kramen, waar andersoortige waren verkocht werden, zoals zeep, eau de cologne, tandpasta, baadjes, broekjes, messen en schoenen. 'Waar ruikt het hier toch naar?' vroeg Gerdientje met opgetrokken neusje. 'Ik vind het maar een benauwd luchtje, hoor!' 'Dat is het echte Indische pasargeurtje,' zei haar vader. 'Daar zul je dus aan moeten wennen. Het zal wel van die vis en die vruchten komen, waar de tropische hitte op inwerkt.' 'Tropische hitte?' viel meneer Laanders hem in de rede. 'Ik merk niks van die beruchte tropische hitte. Ik loop mezelf al een hele poos af te vragen, of ik nu heus in Indonesië ben. 'k Heb het zomers in Holland wel eens warmer gehad!' 'Dat geloof ik best,' zei meneer Laurens. 'Maar toen had u ook Hollandse kleren aan, nietwaar?... En u moet niet vergeten, dat het nu nog vroeg in de ochtend is. Straks, na tienen, zal de warmte wel wat drukkender worden. | |
[pagina 97]
| |
Maar, laat ik u niet ontmoedigen, het valt heus wel mee. Over een half jaartje bent u er helemaal aan gewend. En u weet immers mijn adres?.. Mocht u ooit last van de warmte krijgen, kom dan een paar weken bij mij logeren. Mijn theeonderneming ligt hoog in de bergen; ik verzeker u, dat u daar een koude neus kunt halen!' 'En nu stel ik voor, dat wij er een poosje bij gaan zitten,' zei Gerdientjes vader. 'Nee, malle Joop, niet hier op de grond!... Ginds is een restaurant, waar we rustig op een stoel plaats kunnen nemen en een koele dronk kunnen krijgen. Volg me maar, jongelui!' Vijf minuten later zaten allen op de veranda van 'De Koepel', elk met een groot glas lekker koude limonade voor zich. Meneer Laurens hief zijn glas op. 'We zijn er, vrienden!' zei hij vergenoegd. Ik wens u allen een gezegend verblijf in dit heerlijke land!'... 'Ja, héérlijk land!' zei Wimpie. 'Lekke limmenade, Mammie!' Toen moesten ze allemaal lachen. |