Gerdientje lachte maar eens.
Ze zag amper kans om op de been te blijven... Als ze haar body niet flink schuin tegen de wind in zette, ging ze zo tegen het dek. Om dit nu 'fijn weertje' te noemen...
'Wat denkt u,' vroeg Vader nu, 'zou de storm nog lang aanhouden?'
'De - storm??' deed de ander heel verwonderd. 'Kom kom, dit kan men nu toch geen storm meer noemen! Vannacht, ja, toen léék het er een beetje op. Maar dit noemen wij, zeelui, hoogstens een flinke bries, hoor! En u zult zien, vanmiddag wordt het prachtig weer, zodra we de Golf van Biskaje maar voorbij zijn.'
Fluitend, of er geen vuiltje aan de lucht was, liep de stuurman door.
'Nu, ik hoop voor Moeder en voor al de anderen dat hij gelijk krijgt,' zei Vader, 'want zeeziekte is toch een naar ding. Kom, ga jij nu eten, dan ga ik eens zien, hoe Moeder het maakt en of ik Wim al aan kan kleden. Als Moeder hoort, dat er beter weer op komst is, staat zij misschien van blijdschap wel op!'
Na het ontbijt haastte Gerdientje zich naar het speeldek, dat ook al leeg en verlaten scheen te zijn. Neen, toch niet, één jongen liep er in zijn eentje wat rond te scharrelen.
'Ha Jopie!' riep Gerdientje blij-verrast.
'Ha Gerretje!' klonk het even blij terug. 'Fijn, dat je er bent, zeg! Ik liep me danig te vervelen.