5. De luchtpost.
In Roodkapje woonde eigenlijk een vriend van Gerdientjes vader. Maar die vriend was nu, in de vacantie, met zijn gezin naar Zwitserland. Zolang ze weg waren, mochten Gerdientjes ouders het huis bewonen. En Maart je, het dienstmeisje, dat hier altijd in huis was, wilde ook in deze weken het werk wel blijven doen.
De eerste maaltijd in Roodkapje smaakte heerlijk. Een schaal vol brood verdween in een ogenblik. Maart je vulde die weer.
'Het lijkt wel, alsof de zeelucht ons nu al hongerig maakt,' zei Mevrouw. 'Vooruit maar, Jaap, nog eentje?.... Beter naar de bakker dan naar de dokter, hoor jongen.'
'Dat zegt Moeder ook altijd,' zei Jaap. En toen dacht hij ineens aan het kaasje, de worsten en het spek. Hij maakte gauw zijn koffer open en legde de pakjes op tafel.
'Dat heeft Moeder mij meegegeven,' zei hij. 'Ik was het bijna vergeten.'
'Een lieve, zorgzame moeder heb jij,' zei Mevrouw.
Dat was Jaap volkomen met haar eens. Nu Moeder zo ver weg was, voelde hij nog meer dan anders, hoeveel hij van haar hield.