'Ja Meneer,' zei de soldaat.
'En zou je mij een genoegen willen doen?'
'Ja zeker, Meneer,' zei de soldaat, een beetje verwonderd.
'Zou je dan niet meer willen vloeken?' vroeg Meneer. 'Je doet er anderen verdriet mee en je weet zelf toch ook wel, dat het niet goed is....'
Hij zei het zo vriendelijk.
De soldaat werd er niet boos om. Hij kreeg een kleur en zei: 'Ik zal er aan denken, Meneer.' En hij hield woord ook. Hij praatte nog veel met zijn vrienden en ook met Gerdientjes vader, maar Jaap hoorde geen vloek meer. En toen de trein eindelijk stopte, vroeg hij beleefd: 'Zal ik u even helpen met uw koffers, Meneer?'
'Graag,' zei Gerdientjes vader.
En toen droeg die soldaat de twee zwaarste koffers het perron af. Hij bracht ze naar de tram, die op het stationsplein te wachten stond. Meneer bedankte hem hartelijk.
Toen vroeg de soldaat opeens: 'Gaat u naar zee, Meneer?'
'Ja,' zei Gerdientjes vader.
'En blijft u er lang?'
'Drie weken. Kom je ons eens opzoeken?'
'Ik wou juist vragen of het mocht,' zei de soldaat. 'Ik wou graag nog eens wat meer met u praten....'
'Fijn,' zei Meneer. 'Duinweg, huize “Roodkapje”, dáár wonen we. Kom vanavond maar.'