Plotseling riep Jaap: 'O, kijk daar eens, jongens!.... Kijk eens, wat een vogels!'....
Langs het bos liep een telefoonlijn naar het huis van de boswachter. De twee draden zaten vol met vogeltjes. Jaap zag, dat het zwaluwen waren. Ze sjilpten en kwinkeleerden, alsof ze elkaar wonderveel te vertellen hadden. Maar plotseling vloog er één op, de anderen volgden en de hele troep vloog weg, de zon tegemoet, het Zuiden in.
'Die gaan de verre reis weer beginnen,' zei Polleke.
'Ja,' zei Gerdientje, en zij bleef staan om ze na te kijken, tot ze niet meer te zien waren.
'Als die terugkomen,' zei ze, 'dan zijn mijn vader en moeder ook al terug. En kleine Wim....'
En zij liep verder met de jongens, maar zij was nu erg stil geworden en er was een groot verlangen in haar ogen.
Maar op de hei fleurde zij weer op. Zij moest