boven hen langs. Laag scheerde het over de grond. Even raakten de wielen de aarde.... Even nog verhief het zich weer.... Toen huppelde de mooie blinkende vogel over het veld en stond na een poosje stil.
De kinderen holden er heen. Ze hadden nog nooit een vliegtuig van dichtbij gezien en wisten niet, dat het zo groot was. Toen ze er bij gekomen waren, zagen ze een deurtje opengaan, opzij in de romp. Een man wipte met een vrolijke sprong uit het vliegtuig. Een ander volgde hem. Ze lachten tegen elkaar.
'Die staat,' zei de een.
'Het is best afgelopen,' antwoordde de ander.
Toen kwam er één van hen op de kinderen af.
'Zo jongelui,' zei hij, 'wonen jullie hier in de buurt?'
'Ja meneer,' zei Jaap.
'Weten jullie dan misschien hier dichtbij een huis, waar ik telefoneren kan?'
'Ja, bij mijn grootvader,' antwoordde Gerdientje.
'Waar woont die?'
'In het boswachtershuis,' zei Gerdientje. 'Kijk, daar heel in de verte staat mijn grootvader al te kijken, aan de rand van het bos. Zal ik u even naar hem toebrengen?'
Dat wilde de vlieger graag. Hij stapte met Gerdientje weg. Maar de jongens bleven bij de machine en bekeken die vol bewondering van alle