'Gaan we nu naar huis?' vroeg Zus blij.
Och, die kleine meid! Ze had zo'n last van de warmte. En zij verveelde zich zo, alleen. Daarom leerde Jaap haar nòg een spelletje. Hij nam de holle steel van een paardebloem en stak het dunne boveneind in het dikke ondereind. Zo werd het een o. Hij nam er weer één en daar deed hij precies hetzelfde mee. Maar eerst stak hij die steel door de o heen. Toen was het al een 8. En toen deed hij ook zo met de derde steel. Toen had hij een ketting met drie schakels.
'Heb je het goed gezien, Zus?.... Ga dan maar een heel lange ketting maken!'
O ja, dat vond Zus leuk. Nu verveelde zij zich niet meer. Jaap plukte eerst nog een dikke bos paardebloemen met lange stelen. Toen ging hij gauw met Gerdientje aan het werk. Als ze vlug voortmaakten, konden ze misschien klaar zijn, vóór Vader terug kwam.
Aan de kant van de akker zat Zus en werkte aan haar ketting.
Haar gezicht was rood van de warmte. Haar vingers kleefden van het witte melksap, dat uit de stelen van de paardebloemen kwam. Maar dat kon Zus niet schelen.
'Jaap!' riep ze, 'ik maak hem zo lang,.... zo lang!... Zo lang als de hele wereld, Jaap!....'
En ze werkte maar.