al is. De een gooit er een steen op. De ander stampt er op met zijn voet. En Wim durft het best. Die loopt er al op, dicht langs de kant.
Maar Jaap staat er bij en doet niets. O, hij wil wel graag meedoen! Hij wil zo graag ook eens stampen op het ijs. Of ook een paar stapjes doen langs de kant. Maar Jaap durft het niet. En hij wil het ook niet.
Want Vader heeft gezegd: 'Jaap, je komt nog niet op het ijs, hoor!.... Je zet nog geen voet op het ijs!'
En dàt heeft Jaap beloofd.
Ja, zó zei Vader het: 'Geen voet op het ijs!....' Dus óók niet even stampen? Ook niet proberen, of het al sterk genoeg is?....
Kijk, nu lopen er al meer jongens op!....
'Kom Jaap,' roepen ze, 'kom óók hier!.... Het kan al best houden, hoor!'
En Wim van de dominee danst op het ijs en plaagt: 'Ha, Jaap durft niet!.... Jaap durft niet!.... Jaap blijft bij de meisjes!'
Krak.... krak!.... zegt het ijs onder zijn voeten.
Wim schrikt er van. Hij vliegt naar de kant. Hij is ineens stil. En alle jongens lachen hem uit.
Jaap lacht ook mee. Maar Jaap wordt toch ook een beetje verlegen.
'Ik durf best!' zegt Jaap. 'Maar ik màg niet van mijn vader. En daarom doe ik het niet.'
'Jij bent bang,' zegt Wim.