En nu schrikken ze heus. Want Polleke zegt langzaam: 'Jezus?.... Wie is dat?.... Daar heb ik nog nooit van gehoord.'
Jaap kijkt Gerdientje aan. En Gerdientje kijkt Jaap aan. Ze weten eerst niet, wat ze zeggen moeten. Wat is die Polleke dom!....
Jaap zegt: 'Och jô, dat weet je toch wel!'
Maar Polleke schudt het hoofd.
'Vertel het me eens,' vraagt hij.
En Gerdientje zegt: 'Jezus is de Zoon van God. Hij woonde eerst in de hemel. Maar toen is Hij op aarde gekomen, om de mensen gelukkig te maken....'
'O,' zegt Polleke.
Maar hij begrijpt er niet veel van. Dat kun je wel aan hem zien.
Maar nu moeten ze toch heus weg.
'Dag Polleke!'
'Daag!' zegt Polleke.
Hij staat stil te denken. En hij kijkt de kinderen na, zover hij kan....
Ze lopen flink door.
Jaap zegt: 'Wat raar, hè?.... Hij wist niet eens, wie Jezus was!'
'Ja,' zegt Gerdientje. 'Maar wij hebben het hem verteld....'
En opeens grijpt ze Jaap bij zijn arm en haar ogen schitteren.
'O Jaap,' zegt ze, 'nu zijn wij ook zendelin-