'Dáár moeten we niet heen!' zegt Jaap.
'Jawel,' zegt Gerdientje. 'Het eerste laantje rechts.'
'Neen hoor, het eerste laantje links,' zegt Jaap.
Gerdientje steekt haar vinger op.
'Hóór dan,' zegt ze, 'ik hoor Opa, heel in de verte!'
Ze luisteren. Ja heus, ze horen kloppen in het bos.
'Opa hakt zeker een boom om,' zegt Gerdientje. 'Kom maar.'
En dan lopen ze samen het laantje in.
Het laantje is smal en krom. En heel erg lang. De kinderen lopen ver, maar ze zien Opa niet. En het kloppen horen ze nu ook niet meer. Gerdientje heeft zich vast vergist. Het eerste laantje links hadden ze moeten hebben.
'Zullen we teruggaan?' vraagt Jaap.
'Nog één bocht om,' zegt Gerdientje.
Ze lopen nog een eindje verder. En dan schrikken ze. Want door de bomen schemert licht. Ze zijn bijna aan het eind van het bos. En nòg hebben ze Opa niet gezien.
Aan de rand van het bos staat wèl een huisje. Het is oud en klein en scheef gezakt. En bij dat huisje staat een grote bruine hond. Die kijkt naar de kinderen met zijn kop omhoog. En dan komt hij blaffend aanrennen.
Gerdientje wordt bang. Jaap niet. Jaap zegt: 'Honden, die blaffen, bijten niet, hoor!'....