broertje Jan ligt te spartelen en te praten in zijn wieg.
'Da-da!.... Poette.... poette.... ta!' zegt kleine Jan.
Ze spelen een poosje met hem. Hij is zo lief en hij wordt al zo flink.
Maar Gerdientje moet naar huis.
Jaap vraagt: 'Moeder, mag ik Gerdientje nog even wegbrengen?'
'Dat is goed,' zegt Moeder. 'En vraag dan meteen, of Gerdientje bij ons het kerstfeest mag komen vieren. En of haar Opa en Grootmoe dan ook meekomen. Het duurt maar twee dagen meer!'....
Vader komt juist binnen. Hij zegt: 'Ja, vraag dàt maar, Jaap. En dan gaan we ze samen halen in de oude arreslee.'
O ja, dàt zal fijn worden! Ze gaan gauw. Moeder geeft ze elk een dikke appel mee.
'Vlug terug komen!' roept Moeder nog.
'Ja Moeder!' roept Jaap.
En hij houdt woord. Hij is vlug terug.
'Ze komen, hoor!' roept hij. 'Allemaal!.... En ik mag morgen met Gerdientje een kerstboom halen uit het bos!'