'Pas jij maar op je zelf!' zegt hij. 'Jij met je bult op je hoofd!'
'Pas jij maar op!' zegt Jaap. 'Anders zal ik jou een bult slaan, die nog veel groter is.'
'Ja,' roept Kees Verkuil. 'En van mij kun je er ook één krijgen. Dan heb je er twee!'
Dan lachen ze allemaal. En niemand plaagt er meer.
Jaap gaat naar de vreemde jongen toe.
'Hier is je pet,' zegt hij. 'Wil je eens op mijn slee?....'
'Graag,' zegt de jongen.
Hij gaat met Jaap en de slee naar boven. En dan schrikken ze allemaal. Want die jongen hinkt. Hij hinkt heel erg. En hij steunt op zijn stok. Hij kan zonder die stok niet lopen....
Ze worden er stil van. Maar als de jongen op de slee zit, dàn roepen ze: 'Ha, die kan het!'
Want hij glijdt als de wind de heuvel af! En hij duwt zich nòg af, met zijn stok. Hij komt veel verder dan de anderen.
Dan komt er juist een kar aan over de weg. Twee grote honden trekken er voor. Een man loopt er achter. En die man roept: 'Kom Polleke, we moeten naar huis, jong!'
Polleke heet hij dus!
De jongen brengt Jaap zijn slee terug.
'Wel bedankt,' zegt hij zacht. En hij kijkt zo dankbaar.
Maar dan hinkt hij weg naar de kar. De man