'Is het daar nu ook warm?' vraagt Jaap. 'Ligt daar geen sneeuw?'
'Nee, daar sneeuwt het nooit,' zegt Gerdientje. 'De zon schijnt daar altijd even heet.'
Nou, dan wil Jaap er nooit naar toe. Hij vindt de sneeuw veel te fijn.
Opa plaagt de kinderen een beetje. Hij vraagt: 'Maar moeten jullie kleine Wim niet wat bramen gaan brengen? Op de slee of met een vrachtrijder mee?.. En dan met de bus terug?'..
Jaap en Gerdientje kijken elkaar aan. Ze lachen maar wat. En ze denken aan hun tocht naar de stad. Toen het broertje van Jaap pas geboren was.
'Het zou wel fijn wezen,' zucht Gerdientje. 'Als het maar kon!....'
Grootmoe is even naar de keuken geweest. Nu komt zij weer binnen. Wàt heeft zij daar?
'Ja,' zegt Grootmoe, 'nu gaan we feest vieren. Lust je ook wat, Jaap?'
En dan krijgen ze elk een kop chocolademelk en een groot stuk pruimentaart.
Of Jaap dat lust? Dat behoeft Grootmoe niet te vragen.
Jaap zegt: 'Weet je, wat ik wou, Gerdientje?'
'Nou, wat dan?'
'Ik wou,' zegt Jaap, 'ik wou.... dat jij elke dag een broertje kreeg.'
En hij neemt een grote hap van de pruimentaart.