Opa ziet het ook.
Hij zegt: 'Ja, nu wordt het tijd om voor de vogeltjes te zorgen. Nu er sneeuw ligt, hebben ze niets meer te eten. Heb je nog apennootjes, Grootmoe?'
Ja, die heeft Grootmoe wel. En dan mag Gerdientje ze aan een draadje rijgen.
'En geef dan ook wat broodkruimeltjes, Grootmoe. En een spekzwoerdje. En wat kippenvoer.'
Opa krijgt het allemaal. En wat doet hij dan? Hij zet een vogelhuisje in de tuin. Dicht voor het raam zet hij het op een paaltje. Een huisje met een dak er op.
Onder dat dakje legt hij kruimels en zaad en een spekzwoerdje. Hij legt er ook een peer bij, die al een beetje rot is. Die lusten de vogeltjes ook nog wel.
Een kopje water komt er ook in. En van het dakje naar het raam komt een lange slinger apennootjes.
Om de paal, dicht onder het huisje, timmert Opa een stukje gaas.
'Waarom doet u dat, Opa?' roept Gerdientje.
Maar Opa hoort het niet.
Als hij weer binnenkomt, is zijn groene jas helemaal wit geworden. Grootmoe klopt hem schoon in de keuken.
Dan steekt Opa zijn kromme pijp aan en gaat bij Gerdientje zitten.
'En nu maar kijken,' zegt hij.