| |
| |
| |
7. Die kleine oneerlijkheden.
Wanneer je een poosje van huis was, merkte Jaap, voelde je nog eens goed, hoeveel je van je familie hield. Het was heerlijk om met je vrienden de wereld rond te trekken en 's morgens nog niet te weten, waar je 's avonds slapen zou, maar minstens zo heerlijk was het om er aan te denken, dat daar ergens ver weg een plekje was waar je thuis hoorde, waar dagelijks aan je gedacht en voor je gebeden werd en waar je straks weer veilig terug zou keren.
Zijn hart werd warm, terwijl hij de brieven van thuis doorvloog en ze daarna nog eens langzaam overlas. Alle huisgenoten hadden er een paar regels bijgeschreven, ook Zus en Jan, en zelfs van oude Gijs stond er onderaan een krabbeltje. Veel nieuws vertelden ze geen van allen, maar zowel uit de bezorgde raadgevingen van vader en moeder als uit de grapjes van Gijs en de eenvoudige woordjes in drukletters van zijn kleine broertje, merkte Jaap, hoeveel ze allemaal van hem hielden. En dat was toch maar het voornaamste!
Moeder vroeg, of hij wel wilde zorgen, de acht en twintigste weer thuis te zijn. Dan was er feest bij Opa Eggink, de oude boswachter. Opa en Grootmoe waren dan veertig jaar getrouwd en ze stelden er
| |
| |
veel prijs op, dat Jaap dan ook aanwezig zou zijn, want ze zouden op die dag een telefoongesprek voeren met hun kinderen in Indonesië en dan zou ook Jaap een paar woorden mogen zeggen en de stem kunnen horen van Gerdientje, zijn vroegere schoolvriendinnetje, het kleindochtertje van de boswachter.
Dit grootse gebeuren werd ook in de brief uit Manado aangehaald.
'Wonderlijk zal het wezen,' schreef Gerdientje, 'om je stem te horen over een afstand van bijna de halve aardomtrek. Denk er maar vast over, wat je zeggen zal. Ik ben erg benieuwd, of je de baard al in de keel hebt....'
Nou, zó ver was het nog niet, maar Jaap nam zich glimlachend voor om een flinke zware stem te zetten, want ze moest toch vooral niet denken, dat hij het kleine, miezerige ventje gebleven was van enkele jaren terug. Hoe zou hij dat doen?.... Zó ongeveer: 'Hallo, Ger, hoe gaat het er mee?....' En toen zweeg hij verschrikt en kreeg een kleur, want Chris en Wim zaten hem verwonderd aan te staren. Jaap had helemaal vergeten, dat die er ook nog waren!
'Wat zit jij daar als een ouwe heer te mopperen?' vroeg Chris lachend. 'Drink je koffie liever eens op. Wim, heb je Kees niet geroepen?'
'Hij wil niet komen,' antwoordde Wim. 'Hij lust geen koffie, zegt hij. Hij is kwaad, geloof ik, omdat zijn zakje met vis weg is....'
'Zijn vis weg?' vroeg Chris.
| |
| |
'Ja, en mijn kous ook,' viel Jaap in. En toen pas kwamen ze er toe om alles te vertellen. Chris was zeer verwonderd en ook hij keek zijn broer argwanend aan, vooral omdat die al weer zat te grinniken. Maar Wim betuigde nogmaals zijn onschuld.
De lucht begon te breken; nu en dan minderde de regen. Tussen twee buien door gingen ze samen bij Kees kijken. Die had al weer een paar aardige exemplaren gevangen, maar hij gooide ze niet meer op de wal. Hij had ze nu aan een touwtje geregen en vlak naast zich neergelegd.
'Màg je eigenlijk wel met drie hengels vissen?' vroeg Chris. 'Daar moet je toch een akte voor hebben?'
| |
| |
'Och, hier komt geen mens,' zei Kees. 'Wat hindert het dus? Maar al had ik ook tien hengels, dan krijg ik nog geen maaltje bij elkaar, als iemand ze telkens bij me weg komt gappen. Maar ik zal zorgen, dat die flauwerd er nu geen kans meer voor krijgt....!'
En hij wierp een nijdige blik op Wim, die meteen weer begon te grijnzen.
'Moet jij geen koffie?' vroeg Chris.
'Ik drink nooit koffie,' bromde Kees.
'Een sinaasappel dan?'
'Nou, asjeblieft....'
'Jaap,' zei Chris, 'haal jij eens even een sinaasappel bij de tent. Ze zitten in mijn aktetas, onder de luifel.'
Jaap liep op zijn gemak het paadje op, dat van de oever van het meer naar hun kampeerplaats voerde, maar bij de bocht, waar hij de tent in het oog kreeg, stond hij plotseling stil. Want daar scharrelde warempel weer dat rare hondje rond. Zou hij het wegjagen of eerst eens kijken, wat het uitvoerde?.... Kijk, nu rook het aan de melkkoker, maar het trok snel zijn snoetje terug. - Ja mormeltje, dat is heet, hè? - Nu snuffelde het aan de aktetas van Chris en trok er aan, alsof hij die mee wilde slepen, maar de vracht was zeker te zwaar voor hem.... Al rondsnuffelend vond het toen de vis, die Kees naast de tent had geworpen, nam die in de bek en ging er kwispelstaartend mee vandoor. Jaap wilde roepen, maar hij bedacht zich nog net. Een plotseling ver- | |
| |
moeden deed hem snel en zacht het diertje volgen, om de tent heen, langs de fietsen, die bij elkaar onder een druipend stuk zeildoek stonden, een paadje tussen de natte struiken op, een dijkje over.. Waar was het ding nu gebleven?.... O kijk, daar stond het! Het had de vis even neergelegd, keek schichtig rond, nam zijn vrachtje weer op en draafde verder, met het kopje omhoog en al maar kwispelend met zijn rare dunne varkensstaartje, - weer een bosje door en toen een weitje op, omzoomd door rietvelden. En achter de laatste struiken stond Jaap plotseling stil, want hij zag dat het hondje zijn doel had bereikt: een oude, verveloze woonwagen, die hier op dit verborgen plekje stond. Het diertje liep er omheen naar de achterkant, kroop er onder en kwam zonder vis weer tevoorschijn. Toen wipte het het trapje op en blafte, helder en blij. Het deurtje van de wagen ging open, een grote man kwam gebukt naar buiten en het hondje ging hem kwispelstaartend voor naar de achterkant van de wagen. De man bukte zich en keek, klopte het hondje goedkeurend op de nek, richtte zich daarna op en zag spiedend naar alle kanten rond....
Jaap dook haastig achter de struiken ineen en het hart klopte hem van opwinding in de keel, want plotseling herkende hij die man. Hij zag hem in gedachten weer de kamer binnenkomen bij de familie Zandstra, waar Jaap toen met zijn vriendje Polleke bij de tafel zat te dammen. Zo, met diezelfde onverschillige stappen van zijn lange benen en de hoed
| |
| |
scheef op zijn hoofd, kwam hij daar binnen, juist zoals hij daar nu om zijn woonwagen liep. Hij was een oom van Polleke; Frans van der Schaaf heette hij. De kerel deugde niet. Een paar dagen later, op een wintermiddag, was hij in Jaaps bijzijn door Opa Eggink gearresteerd wegens stroperij, nadat hij eerst nog een poging tot ontvluchting had gewaagd, maar door de politiehond van de boswachter was achterhaald. Omdat hij toen een valse naam had opgegeven en zijn overtreding niet had willen erkennen, was hij, tussen de boswachter en diens hond in, opgebracht naar het bureau. Datzelfde slimme hondje had hij toen bij zich gehad - hoe heette het
| |
| |
ook weer, was het niet Tippy? - en Opa had later gezegd, dat het wel in beslag genomen en afgemaakt zou worden, want juist door dat hondje, dat zijn baas waarschuwde bij het minste gevaar, was de stroper zo moeilijk te betrappen geweest. Maar het diertje was blijkbaar de dans ontsprongen en nu bewees het zijn eigenaar hier weer zijn diensten door voor hem op roof uit te gaan!
'Wat een toeval, dat ik die man hier weer ontmoet!' dacht Jaap. Maar toen herinnerde hij zich, dat Polleke, zoals die wel eens had verteld, in Sneek geboren was, en de stroper, wist hij nu, had hij indertijd horen spreken met een Fries accent. Wellicht was de hele familie uit Sneek afkomstig en het wonder was dus zo groot niet: die Van der Schaaf was alleen, na misschien veel omzwervingen, naar zijn 'Heitelân' teruggekeerd....
Toen de man met zijn hondje de wagen was binnengegaan, zette Jaap het op een lopen, terug naar de tent. Chris en Wim kwamen juist aanwandelen en vroegen hem tegelijk, waar hij nu met zijn sinaasappel bleef. Maar Jaap gaf er geen antwoord op en vertelde hun hijgend, en stotterend van emotie, wat hij ontdekt had. Ze waren zeer verwonderd en geloofden hem nauwelijks. Terwijl ze nog overlegden, wat hun nu te doen stond, drong van de kant van het meer het geronk van een motor tot hen door. Ze sloegen er eerst geen acht op, maar toen het geluid steeds duidelijker werd en ze een mannenstem daar bovenuit iets op een bevelende toon hoorden roepen,
| |
| |
begrepen ze, dat er bij Kees iets gaande moest zijn. Chris sloeg de regencape weer om zijn schouders en begaf zich haastig in de richting van het meer. De jongens volgden hem op de hielen.
Een kleine motorboot met op de steven de woorden 'Rijkspolitie te water' lag dicht bij de plaats waar Kees die hele morgen had zitten vissen voor de wal en de wentelende schroef kolkte het schuim op de golven. Een man in een leren jekker en met een zuidwester op was aan land gesprongen en stond bij Kees te praten. Twee hengels lagen tegen de glooiing van de wal gesmeten, de derde hield Kees in zijn hand.
'Probeer er nu maar niet omheen te praten,' zei de man. 'Op grote afstand heb ik door mijn kijker gezien, dat je met drie hengels stond te vissen. Een akte heb je niet, zeg je, dus ben je strafbaar. Dat wist je toch zeker drommels goed?'
Kees knikte met een rood hoofd en wierp een hulpzoekende blik in de richting van zijn pas aangekomen vrienden.
'Maar wij waren even weggevlucht om de regen,' viel Wim in, die de situatie nog wilde redden. Hij stond schuin achter Jaap en gaf die een stomp om hem aan te sporen ook zijn best te doen. En om zijn vriend te redden, wilde Jaap niet achterblijven en bevestigde: 'Ja meneer, het was zo'n erge bui en wij hadden geen zeil, zoals Kees....'
'Is dat nou zo erg, dat wij die hengels even hebben laten staan?' vroeg Wim.
| |
| |
De politieman keek met een brede grijns van de een naar de ander en Jaap voelde zich niet erg op zijn gemak, toen die strenge ogen spottend in de zijne keken.
'Zo jongelui, waren jullie even weggevlucht?' vroeg hij gemaakt vriendelijk. 'Ja, het was ook wel erg met die bui, niet?.. Ik geef je gelijk, hoor, dat je je niet nat laat regenen.... Maar wisten jullie dan niet, dat het ook verboden is, om een hengel onbeheerd achter te laten?.... O neen? Nou, dat komt er ook niet op aan. Iedere Nederlander wordt geacht de wet te kennen. Maar ik geloof je niet! Hier heeft er maar één staan vissen vanmorgen, dat is aan het
| |
| |
gras te zien. En waarom wierp deze jongen zo vlug twee hengels uit het water, toen hij onze boot aan zag komen? Neen ventjes, je neemt de politie er niet zo gemakkelijk tussen!'
Wim, die niet zo gauw op zijn mondje was gevallen, wilde nog weer wat zeggen, maar Chris legde hem het zwijgen op.
'Draai er nou maar niet langer omheen, jongens,' zei hij. 'Je moet altijd voor de waarheid uitkomen, als je een kerel bent, ook al zou je er scha bij hebben. U hebt gelijk, meneer: Kees is in overtreding geweest. U hebt het recht om hem een bekeuring te geven.'
'Ziezo, dàt is verstandige taal!' zei de politieman waarderend. 'U bent zeker de leider van dit troepje? Luister dan eens goed, jongens. Als je een vent bent met een beetje eergevoel, dan is het je te min om te liegen. Je zou er misschien een rijksdaalder mee kunnen verdienen, maar je hebt er voor vijf gulden verdriet van. Als je een eerlijke kerel bent, bedoel ik.'
'Maar die zijn er niet zo heel veel, meneer,' ging hij tegen Chris voort. 'Altijd dat gedraai en gelieg, als we iemand betrappen, wat kan ik me daar vaak aan ergeren. En ze winnen er niks mee, want we hebben onze ogen ook niet in de zak....'
'Maar eigenlijk voel ik me ook schuldig,' zei Chris, 'want ik heb vanmorgen gezien, dat Kees met meer dan één hengel viste en ik heb het hem niet verboden.'
| |
| |
'Waarom niet?' vroeg de man.
'Ja, waarom niet?' zei Chris nadenkend. 'Ik meende, geloof ik, dat het zo erg niet was.'
'Maar u wist, dat het niet mocht. Het was geen onkunde.'
'Dat geef ik toe,' erkende Chris.
'En dus een bewuste oneerlijkheid.'
'Een kleine oneerlijkheid, ja,' antwoordde Chris.
'Pas op voor de kleine oneerlijkheden,' zei de man. 'Het zijn juist de kleine vossen, die de wijngaard verderven, meneer!'
En uit die laatste woorden leidde Jaap af, dat het een kerkelijk man was, die voor hen stond.
'Ze brengen geen geluk, meneer,' ging de politieman voort, 'die kleine oneerlijkheden, en ze worden altijd door grotere gevolgd, als je niet oppast. Hoe denkt u, dat een misdadiger zijn loopbaan is begonnen? Met een moord of met een inbraak? Geen kwestie van! Met een kléin leugentje of met een diefstal van een paar centen, met zo'n heel kleine overtreding, eigenlijk de moeite niet waard om er over te spreken. Maar als dat goed gaat, werkt het door als een ziekte; ze kunnen er niet meer mee ophouden en tenslotte komen ze achter de tralies terecht. En daarom laat ik dit gevalletje ook niet lopen. Vooruit, naam en adres, jongeman!'
Kees verschafte de man al de gegevens die hij wenste. Ze werden in een boekje opgeschreven. Toen dat klaar was, zei Chris: 'Maar nu zou ik u nog graag een advies vragen, meneer.' Hij vertelde van
| |
| |
Jaaps ontdekking en vroeg: 'Hoe moeten we hier mee aan, meneer? Het lijkt er op, dat dit hondje op diefstal is afgericht.'
'Ook op stroperij,' zei Jaap. 'Verleden jaar heeft boswachter Eggink die man nog bekeurd, meneer. Toen had hij het hondje altijd bij zich.'
'Dus, jij kent hem,' zei de politieman. 'Weet je zijn naam soms?'
'Van der Schaaf,' antwoordde Jaap. 'Frans van der Schaaf.'
'Wàt zeg je?' vroeg de agent. 'Is gare Frans weer in de buurt? Wel, dat is belangrijk nieuws! Wacht eens even!'
Hij liep naar de boot en wisselde een paar woorden met de politieman, die aan boord gebleven was. Die sprong nu ook aan land, legde de boot aan een ketting en ook aan hem moest Jaap nog eens alles vertellen wat hij wist.
'We moesten hem op heterdaad zien te betrappen,' zei de jongste politie-man.
'Dat gaat nou niet meer,' meende de ander. 'Hij heeft de boot natuurlijk al lang gehoord. Voor niets heet hij niet de gare! Misschien ligt hij op 't ogenblik wel ergens op de loer. Laten we hem maar gewoon een bezoekje brengen en zorgen, dat deze jongens hun gestolen vis terugkrijgen.'
'Al is die dan ook op onwettige manier gevangen,' voegde hij er met een schuine blik op Kees aan toe.
Ze liepen samen het paadje op, de tent voorbij,
| |
| |
naar de woonwagen; Jaap
voorop, daarachter de politiemannen. Op een afstand volgden de anderen.
De wagen stond eenzaam en stil tegen de rietzoom en het natte dak blonk in de zon, die plotseling door de wolken was gebroken. Er was geen mens te zien. Maar toen een der agenten op de wand bonsde, ging het deurtje open en Van der Schaaf stak zijn hoofd naar buiten. Hij deed zeer verwonderd, toen hij al die mensen zag staan en scheen in het minst niet te schrikken.
'Wel, wat zullen we nou beleven!' zei hij met een onderdrukte geeuw. 'Lig ik me daar nog even lekker te slapen....'
'Je mag zo weer in je nest kruipen, Frans,' zei de oudste agent. 'Als je ons maar even vertelt, waar we de spullen kunnen vinden, die deze heren kwijt geraakt zijn.'
'Hè?' zei Frans verbaasd. 'Spullen van deze heren?.. Wat weet ik daarvan? Ik ben mijn wagen nog niet uit geweest.'
'Je hond ook niet?' vroeg de politieman.
'Ik heb geen hond,' zei de man beslist.
'Dan ziet het er niet best voor je uit,' zei de oudste agent. 'Want dan zal het je nog moeilijker vallen om ons duidelijk te maken, hoe de eigendommen van een ander onder jouw wagen terecht ge- | |
| |
komen zijn. Kom maar eens mee. Vooruit, je bent toch niet bang voor ons! Je hebt immers geen kwaad op je geweten?....'
Hij liep naar de achterkant van de wagen en bukte.
'Kijk eens,' zei hij, 'hoe komt die vis daar? En die kous?.... En dit,.... wat is dat?'
En daar kwam warempel het kostbare fototoestel in leren etui van Chris voor de dag, dat hij nog niet eens had gemist.
'Daar weet jij natuurlijk niks van, hè, hoe dat hier allemaal komt,' tartte de agent. 'Zullen we maar afspreken, dat de kaboutertjes er mee aan het sjouwen zijn geweest?.... Hè?'
Frans stond het hoofdschuddend aan te zien.
'Ik snap er niks van,' zei hij. 'Maar ik denk, dat mijn hondje dat bij mekaar heeft gesleept.'
'Maar je had immers geen hond!'
'Nou, nee, ik dacht dat u een gewone hond bedoelde, een grote hond. Dit is maar zo 'n klein keffertje, zo groot als een vuist; een jong ding, dat ik in Overijsel van een boer heb gekregen. Dat jonge goed sleept wel eens meer met allerlei spullen....'
'Frans, Frans,' zei de agent. 'Het blijkt al weer: jij bent aan je eerste leugen niet gebarsten, anders had je hier niet gestaan. Zo jong is die hond niet meer en iedere keer, als hij met iets thuis kwam, ben jij naar buiten gekomen om het te bekijken. Je ziet: wij zijn op de hoogte. Neen, houd je mond! Vertel eens, heb je een vergunning van de eigenaar van deze grond om hier te staan met je wagen? Neen?
| |
| |
Dan krijg je daarvoor ook een proces-verbaal. Je weet waar het woonwagenkamp is en dat je daar je standplaats hebt te kiezen. Neen, houd je nu maar stil. Als jij je mond open doet, rollen er toch niet anders dan leugens uit!'
'Het zal je gezegd worden!....' dacht Jaap. Hij keek de man aan, die met zijn onrustige, schichtige loerogen het gezelschap stond op te nemen. Hij scheen Jaap niet te herkennen, ofschoon Jaap soms zijn stekende blikken op zich had voelen rusten. Een man, die louter leugen was.... En plotseling had Jaap zo 'n hekel aan zich zelf om dat leugentje aan het meer, dat hij zich zelf wel voor het hoofd wilde slaan. Hij nam zich voor, om voortaan altijd waar en eerlijk te zijn tot in de kleinste dingen toe.
'Gaan jullie maar naar je tent,' zei de oudste agent. 'Kijk eens goed na, of je misschien nog meer mist. Hier, neem de vis en de kous maar mee; het foto-toestel krijg je zo meteen; daar moeten we even het merk en het nummer van noteren. We brengen het zo wel, eerst hebben we nog een hartig woordje met deze meneer te spreken.'
Voorzover ze konden nagaan, was verder alles in de tent aanwezig. Kees haalde de hengels en pakte ze in - de aardigheid was voor vandaag van het vissen af. De lucht was nu geheel opgeklaard. Chris stelde voor om op te breken en verder te fietsen en de anderen begroetten zijn plan met instemming. Het was niet leuk om nu nog hier te blijven in de buurt van die woonwagen. Op de volgende pleister- | |
| |
plaats konden ze dan de correspondentie wel afdoen.
Toen de agenten na een kwartiertje ook kwamen, bood Chris hun een kop koffie aan, die ze dankbaar accepteerden. Ze vertelden, dat ze tevergeefs naar het hondje hadden gezocht. Frans had hun ijverig geholpen en had bij de wagen staan roepen en fluiten, maar het diertje was niet op komen dagen. Het was waarschijnlijk ook in dit opzicht goed afgericht, dat het zich op een afstand moest houden, als er vreemd volk in de buurt was.
'Meneer, hoe riep hij het hondje?' vroeg Jaap.
'Hij noemde het Kees. Waarom?'
'O, verleden jaar heette het Tippy,' zei Jaap.
'Dan heeft hij er ons met die naam misschien ook tussen genomen,' antwoordde de agent. 'Ik hoop, dat we de lastpost maar gauw kwijt raken. Niemand kan zich veilig voelen, zolang hij in de buurt is. Daar heb je nu een voorbeeld, jongens, hoe ver het met een mens kan komen, als hij tegen leugen en bedrog niet meer opziet. Ik ken die Frans van de tijd af, dat hij een jongen was als jullie. Hij kwam uit een goed nest, een wel arm, maar fatsoenlijk gezin. Maar als boerenknechtje begon hij op te trekken met een oude stroper en die heeft hem totaal bedorven. Hij leerde, dat het mogelijk was om gemakkelijker aan geld te komen dan door er voor te werken en zo kwam hij van kwaad tot erger. Hij heeft zeker al drie of vier keer in de gevangenis gezeten, maar hij is niet meer te verbeteren. Nu is zijn vrouw bij hem weggelopen, vertelde hij net. Die is fatsoenlijker
| |
| |
dan hij en scheen het niet meer bij hem uit te kunnen houden. Maar dat schijnt hem ook niet te hinderen. Laat hij een waarschuwing voor je zijn, jongelui!'
'Dank u,' zei Chris. 'En ik bied u nog wel mijn excuses aan.'
'Ja, ik ook, meneer,' zei Jaap. 'Ik heb er erg spijt van, dat ik....'
'Ja, ik ook, meneer,' zei Wim.
'En ik,' zei Kees, 'ik beloof u, dat ik niet meer met meer dan één hengel zal vissen.'
'Kijk eens aan,' zei de politieman. 'Zo mag ik het horen. Nou, dan zullen we maar rekenen, dat deze les genoeg geweest is voor jullie. Een boete zou toch voor rekening van je vader komen, Kees. Wat doet hij voor de kost?'
Kees lachte verlegen.
'Hij is bij de politie,' zei hij.
'Een collega dus!' zei de man. 'Reden te meer voor jou om je precies aan de wet te houden, jongeman!'
Hij scheurde een blad uit zijn zakboekje en frommelde het ineen. 'Allé, goeie reis, jongelui,' groette hij. 'Willen jullie de afsluitdijk over? Ik zou het maar doen. De wind is aardig geruimd en neemt nog toe in kracht. Prachtig om de dijk over te zeilen!..'
De mannen namen afscheid en vertrokken. Even later begon de motor weer te tuffen. En terwijl ze bezig waren om de boel in pakken, verstierf het geluid in de verte....
|
|