| |
| |
| |
4. Door de Noordoostpolder.
Toen Jaap de volgende morgen wakker werd en verwonderd overeind ging zitten, omdat hij eerst niet begreep waar hij zich bevond, scheen de zon in zijn ogen en hij wou wel zingen van blijdschap, toen het tot hem doordrong dat hij nog maar aan het begin stond van hun heerlijke kampeertocht. Maar de anderen sliepen nog en daarom hield hij zich in. Chris geeuwde, rekte zich uit en sloeg met zijn hand tegen het tentzeil, maar zijn ogen bleven dicht. Wim had broederlijk een arm om de nek van Kees geslagen.
Chris' horloge hing aan de tentstok boven Wims hoofd. Het was nog maar half zes, zag Jaap. Maar hij kon niet meer slapen. Voorzichtig kroop hij uit zijn warme deken en naar het voeteneind van de tent. Toen bleef hij plotseling stil zitten en hield de adem in. Want voor hem in het gras, geen tien meter van hem af, zat een konijn rustig te eten van de klaver en vier, vijf jongen speelden er bij rond. Het leek wel, of ze krijgertje deden. Hangoortje wàs hem, maakte een luchtsprong en stoof in volle vaart op twee broertjes af, die dicht bij elkaar zaten. Hij schoot een halve meter te ver door, zat verdwaasd te kijken omdat ze plotseling verdwenen
| |
| |
waren, ging zich parmantig op zijn achterpootjes zitten wassen en rende toen plotseling weer rond, twee maal links en drie maal rechts en opeens.... bòm! tegen het zachte lijf van zijn moeder aan, die met de mond vol klaver spottend naar hem omkeek. Ze ging een beetje anders zitten, zodat het moegeholde jong een poosje zuigen kon. Daar kwamen ook de anderen van alle kanten snel op af en daar lagen ze op een rijtje, op hun zij of op hun rug, spartelend met hun pootjes en duwend met hun kop om de tepel beter vast te krijgen. Maar honger hadden ze niet meer en even later speelden ze weer rond, vrolijk en onbezorgd.
Jaap merkte opeens, dat Chris naast hem zat en evenals hij de grootste schik had om het aardige toneeltje. Jaap legde de vinger op de lippen en wees vragend naar de beide slapers. Ja, knikte Chris, wakker maken; dit moeten ze ook zien. Daarom grabbelde Jaap onder de deken tot hij een voet van Kees te pakken had en schudde die zacht heen en weer, maar Kees mompelde wat en sliep door. Jaap pakte de grote teen en kneep daar stevig in.
'Ik heb beet!' riep Kees.
'Ssst!' waarschuwde Jaap, schudde de voet nijdig heen en weer en keek ongerust naar buiten, waar de konijnen, de moeder zowel als de jongen, met de kopjes omhoog zaten te luisteren en te kijken.
Toen vloog Kees plotseling overeind.
'Haal op!' schreeuwde hij. 'Haal op, het is een zware!.... Au!' Want hij stootte zijn hoofd tegen
| |
| |
de tentstok. En terwijl hij verbijsterd de pijn zat weg te wrijven, schoten rits-rits alle konijnen de struiken in.
Jaap en Chris lachten dat ze schudden, om de konijnen, maar meer nog om de domme gezichten van Kees en Wim, die maar niets begrepen van de vroege pret. Chris gooide hun de zwembroeken toe.
'Vooruit slaapkoppen, het water in!' zei hij. 'Dat zal je helpen om wakker te worden. Ik zal het theewater vast opzetten.'
Het bedauwde gras was koud aan hun voeten en ook het morgenwindje was nogal koel, maar het water in het kanaal bleek koesterend warm. De jongens konden nog moeilijk besluiten om zich aan te kleden, toen Chris al tegen de wal opklauterde. Daarom gaf hij ze verlof om nog vijf minuten rond te spartelen, terwijl hij zich aankleedde en thee ging zetten.
Toen ze door hem geroepen werden en druipend aan kwamen rennen, - want ze hadden natuurlijk de tijd vergeten - zat hij met een vreemde man in een groen uniform bij de primus en bood die juist een kroes thee aan. Het was Brands, de jachtopziener, een oude kennis van Chris, met wie hij een week geleden gecorrespondeerd had over de plaats waar ze het best hun tent konden opslaan en die dus wist, dat hij ze hier vinden kon.
'En nu hebben mijn vrouw en ik voor vandaag op jullie gerekend,' zei hij, toen de jongens zich hadden aangekleed en Wim de braadpan opzette
| |
| |
voor de vis. 'Jullie hebt nog weinig van de polder gezien, hoor ik wel. Nou moet ik vandaag naar Urk en ik wilde op de motor gaan, maar tegen betaling van de benzine kan ik ook de auto van een vriend krijgen die leen ik zo wel eens vaker. Wat dunkt je er van? Dan zou je mee kunnen rijden, via Schokland en over Emmeloord terug.'
Wel, dat voorstel, om onder zo deskundige leiding de polder te bekijken, namen ze natuurlijk met beide handen aan. Ze spraken af, dat ze na het ontbijt zouden opbreken en zich om een uur of acht aan het huis van de jachtopziener zouden melden. Vóór de middag zouden ze daar terug kunnen zijn, de vrouw van Brands rekende er al op, dat ze dan zou- | |
| |
den blijven eten en daarna konden ze verder de wijde wereld intrekken. Ze wilden naar Drente en ze hadden dan nog ruim de tijd om daar te komen. Het mocht ook wat later worden vanavond, omdat ze niet meer voor een warme maaltijd hadden te zorgen.
'Jullie weet anders best wat lekker is,' zei Brands en hij snoof begerig in de richting van de braadpan, waarin juist een aantal voorntjes door Wim werd omgekeerd in de snisterende boter. 'Drommels, dat moet je eigenlijk niet alleen ruiken, als je een patrouilletocht van een paar uur achter de rug hebt!....'
'Natuurlijk niet!' lachte Chris. 'Maar de eerste is voor u, reken daar maar op!'
Even later zaten ze allemaal te smullen. Brood met boter en thee en een gebakken vis in het vuistje, was het geen koninklijke maaltijd?.... En deze keer was het zout niet vergeten, integendeel! Er moest nog thee worden bijgezet om het weg te spoelen.
Toen de jachtopziener vertrokken was en de maaltijd beëindigd, nam Chris de leiding om snel reisvaardig te zijn. Reeds eerder had hij de zijwanden van de tent omhoog laten binden, opdat die drogen konden, en het grondzeil met de dekens uit laten hangen. Nu werd eerst het kleine spul volgens vaste regels ingepakt, de tent afgebroken en keurig opgerold, de dekens gevouwen en het laatst werd de afvalput dicht gemaakt en met de grasplag, die de
| |
| |
vorige dag was uitgespit, bedekt. Toen alles opgeladen stond en Chris het terrein inspecteerde, kon je niet zien, dat er een kamp geweest was. Zo hoorde het ook, zei hij.
Precies op tijd waren ze in Kraggenburg bij het huis van Brands en een kwartier later reden ze het dorp weer uit in een oude maar nog heel goede Chevrolet, Chris naast de jachtopziener, de jongens achterin. De polder lag weer met zon overgoten, er was geen wolkje te zien en de weg die ze reden, strekte zich glanzend voor hen uit en verloor zich in de verte. Alle wegen waren hier recht en stonden rechthoekig op elkaar. Alles was hier aangelegd volgens een weloverwogen plan. De kavels, de rechthoekige, lange akkers tussen de lijnrechte sloten alle even groot; de boerderijen met de steenrode daken alle volgens hetzelfde bestek; weiland hier en bouwland daar, volgens de gegevens van het chemisch grondonderzoek.
'In 1940 kwam de dijk gereed tussen Urk en De Lemmer,' vertelde Brands. 'Vier en vijftig kilometer is die ringdijk lang. In 1941 kwam de polder droog te liggen, maar toen liepen de kanalen er al door; die waren al gebaggerd, toen de zee hier nog golfde. Zo kon de aarde per schip worden vervoerd en grotendeels voor de bouw van de dijk worden gebruikt. Knap werk, hè, om een kanaal te graven, zonder dat je het ziet: daar moet je ook wel ingenieur voor zijn. Maar al die sloten en die greppels zijn toen grotendeels met de hand gegraven en weet
| |
| |
je, wie dat gedaan hebben, wie de polder hebben ontgonnen? Kijk, die meneer daar, die nu in zijn keurige grijze pak in die glanzende auto stapt en het erf van zijn boerderij afrijdt om naar de graanbeurs te gaan, die is hier als polderjongen begonnen en heeft jarenlang met modder besmeurd aan de schop gestaan. Die mannen kwamen het eerst in aanmerking toen hier door de directie van de polder de boerderijen werden toegewezen. Maar het was niet genoeg dat ze werken konden, kennis van de landbouw en de veeteelt moesten ze ook hebben. Wij hebben hier boeren met heel wat diploma's in hun zak en er zijn er bij, die in Wageningen gestudeerd hebben. Een boer, jongens, moet tegenwoordig heel wat in zijn hoofd hebben om een goed vakman te zijn.'
'Nou, reken maar!' viel Jaap hem een beetje trots bij en hij vond het niet erg, dat de anderen lachten. 'Ik ga straks ook naar de landbouwschool, Brands.'
'Fijn,' zei de jachtopziener. 'En daarna kom je hier maar eens een poosje in de leer. Want dan kunnen ze je hier nog wel wat vertellen.'
Op een tarweakker, nog maar half gemaaid, stond een grote machine en een monteur was er bij bezig met de oliespuit.
'Waarom werkt die nog niet?' vroeg Wim. 'Zou die kapot zijn?'
'Laat Jaap dat maar eens zeggen,' glimlachte Brands.
| |
| |
'Nou,' zei Jaap, 'het heeft zo zwaar gedauwd vannacht.... Ik denk, dat het koren nog te nat is.'
'Goed zo!' riep Brands. 'Jij kunt meer dan boterhammen eten. Voor deze machine geldt dat bezwaar heel sterk, want het is er een die maait en meteen het koren dorst. Daarvoor moet het natuurlijk kurkdroog zijn, anders blijven de korrels in de aar. Straks als we weer op huis aangaan, zul je ze wel bezig zien. En kijk nu eens voor je uit, jongens! Zie je die hoge bomen? Daar ligt Schokland.'
Ja, daar lag Schokland, vroeger omspoeld en voortdurend bedreigd door de golven, nu temidden van vreedzaam golvende korenvelden. Waar de bomen stonden, was het hoogste punt van het langgerekte eiland en het was eigenlijk maar een dwaas gezicht, die zwaar-versterkte kust aan de rand van een bietenakker, als een tot de tanden gewapend man, die een dreigende houding aannam tegen een spelend kindje, een Don Quichotte, vechtend tegen een kudde schapen. Ze gingen de kerk binnen, die ingericht was als museum, en zagen de vondsten, die bij de droogmaking en de ontginning waren bloot gekomen: onderdelen van oude, in ruwe stormnachten vergane schepen, prachtig oud porselein, schedels van allerlei dieren en oude wapens. Graag waren ze nog wat langer gebleven, maar ze mochten Brands' geduld niet op een te zware proef stellen en spoedig reden ze verder naar Urk, dat ze binnen een half uur bereikten. De auto moest er buiten het dorp blijven staan en terwijl de jachtopziener zijn
| |
| |
zaken afdeed, liepen de jongens de smalle straatjes in, die bijna alle waren versierd met lijnen vol wasgoed, van de ene gevel naar de andere dwars over de weg gespannen. Het stond wel vrolijk, alsof heel het eiland vlagde als voor een feest. Ze stonden een poos te kijken naar het werk in een palingrokerij, ze zagen een mattenvlechter bezig en daarna dwaalden ze af naar de haven, die vol met botters lag. Twee stokoude vissers zaten op een bankje weemoedig over het water te staren, dat geen zee meer was zoals in hun jonge tijd; ze antwoordden bijna niet, toen Chris een praatje met hen wilde maken en de aangeboden cigaret wezen ze met een minachtend handgebaar af.
'Je had wel de goeie te pakken,' zei Brands, die ze hier weer ontmoetten. En in de auto vertelde hij een verhaaltje van die twee. Of het waar was, wist hij niet, zei hij, maar leuk was het toch. Ze waren beiden al over de tachtig en ze gingen iedere dag naar dat bankje bij het water en zaten daar uren en zeiden geen woord. Maar als het tijd was om te eten, dan stonden ze op en gingen naar huis en als hun wegen zich scheidden, dan zei de een 'Dag,' en de ander zei 'Dag,' en dat was alles wat je hoorde. Maar op een keer liep er een andere visser mee, zo'n kwajongen van even over de zeventig en die zat naast hen en staarde en zweeg, drie, vier uren lang en tegen etenstijd strompelden ze gezamenlijk het dorp in tot het punt, waar ze elk een kant op moesten. De eerste zei: 'Dag.' De tweede zei:
| |
| |
'Dag.' En de derde zei: 'Dag - dag!' 'Dag' tegen de een en 'dag' tegen de ander. En wat zeiden die twee ouwetjes later tegen mekaar?.... 'Wat een kletskous! Die nemen we nooit meer mee!'....
Wat hadden de jongens een schik om dat verhaal! Toen ze al weer midden in de polder waren, schoot Jaap nog weer in de lach. Maar toen zag hij opeens een maaidorser aan het werk en hij vroeg om die even van dichtbij te mogen bekijken, dan kon hij er zijn vader en Gijs van vertellen.
De auto werd aan de kant gezet en samen liepen ze de akker op, waar het monster met veel lawaai bezig was. Eén man zat op de tractor en stuurde die langs de rand van het nog overeind staande gewas. De scherpe messen van de machine sneden een brede strook van het koren af en deden het achterover vallen op een lopende band, die het de machine invoerde naar de dorstrommels. Het stro werd uitgeworpen en bleef op het land achter, het kaf werd uitgewaaierd en stoof de lucht in, het koren vloeide door een goot als een gouden stroom in de zak achter op de machine, die telkens als hij gevuld was, snel door een andere werd vervangen. De gevulde zakken lagen in rijen op de akker.
Het werk ging ononderbroken voort. De machine was aan de rand van de kavel begonnen en had al maar rondgereden, zodat nu nog slechts een stuk van een paar ha overgebleven was.
'Het is een combine,' zei Brands.
'Wat voor een ding?' vroegen de jongens.
| |
| |
'Een combain zeg je, maar een combine schrijf je,' legde Brands uit. 'Het is een Engels woord; het zal wel uit Amerika komen, waar ze die dingen hebben uitgevonden voor de grote bedrijven die ze daar hebben. Het woord combineren ken je toch wel? Wel, alle werkzaamheden zijn in deze machine gecombineerd: maaien, dorsen en wannen. Het bespaart de boeren heel wat tijd....'
De combine kwam langs rijden. Brands groette de mannen die er op werkten en die knikten terug. Uit bruine vuile gezichten keken vrolijke ogen de jongens aan. Plotseling bleef het gevaarte staan en een van de mannen sprong van de machine en begaf zich naar de toeschouwers.
'Nu jullie hier toch bent, zou je ons even kunnen helpen om de hazen uit het koren te jagen,' zei hij. 'We hebben net al een slachtoffer gemaakt.'
'Natuurlijk,' stemde Brands toe. 'Met het meeste genoegen.'
'De hazen, die in het koren een schuilplaats hebben gezocht, vluchten voor de machine van de rand af naar binnen,' legde hij de jongens uit. 'Maar tenslotte, als ze menen niet meer weg te kunnen, dan 'drukken' ze zich, d.w.z. ze gaan plat tegen de grond liggen, maar ze worden toch door de scherpe messen in stukken gesneden. Fijn, dat de mannen er om denken. Kom jongens, hier vallen levens te redden!'
Ze stelden zich met z'n achten op een rij en liepen langzaam, jagende geluiden makend, het stuk nog
| |
| |
ongemaaide tarwe door. Een paar keer sprong een haas voor hen op en vluchtte het koren uit naar een andere, nog niet gemaaide akker. Daar zou hetzelfde gevaar hen weer bedreigen, maar misschien zouden ze nu verstandiger geworden zijn en op tijd het hazenpad kiezen.
Brands en de jongens gingen terug naar de auto en achter hen barstte het lawaai weer los. Neen, Jaap hield toch meer van de oude manier van oogsten! Het mocht dan lang zo vlug niet gaan, het was veel gezelliger en rustiger en het leverde netter werk op. Maar hier, met die onafzienbaar grote velden, zouden ze zeker niet op tijd klaar komen met de zeis....
'Doen die hazen niet veel schade aan het koren?' vroeg Chris.
'Dat valt genoeg mee,' zei de jachtopziener. 'De eenden, daar hebben de boeren meer last van. 's Avonds komen ze in deze tijd in grote vluchten uit het IJselmeer en wee de kavel, waar ze de trek
| |
| |
op hebben. Op één zo'n akker strijken soms wel duizend eenden neer. Er wordt druk jacht op gemaakt en voor jullie heeft dat tenminste een goede zijde....'
'Voor ons?' vroegen de jongens verwonderd.
'Wacht maar tot we thuis zijn,' lachte Brands. En toen begreep Chris het al.
Ze reden over Emmeloord en daar kocht Chris, ondanks de protesten van hun vriendelijke gastheer een bouquet bloemen voor diens vrouw. Die bood hij haar bij hun thuiskomst met een klein toespraakje aan en ze prijkten in een vaas op het dressoir, toen ze van de gebraden eendvogel zaten te smullen. Dat smaakte toch nog heel wat beter dan het diner, dat Wim de vorige avond gereed had gemaakt.
Na het eten namen ze dankbaar afscheid en trokken de wijde wereld weer in. De fietsen leken eerst niet vooruit te willen, nu de jongens aan de snelheid van de auto gewoon waren geraakt, maar spoedig zagen ze toch de toren van Vollenhove omhoog wijzen aan de einder en een half uur later reden ze bij die plaats het oude land op, maar stapten nog even af om een blik terug te werpen over de vruchtbare polder, dat grootste monument van Nederlandse durf en energie.
|
|