groen en blauw,
‘dus’, aldus Wilson, ‘no doubt, in another
thousand years, human beings will see a dazzling universe with a dozen colours
that do not exist for us.’ Zulke uitspraken, druipend van de
anti-wetenschappelijkheid, willen de irrationalisten dus ingelijfd zien in de
rationalistische logica! Rationalisme is voor Wilson niets anders dan
‘dogmatic nineteenth-century science’ (pagina 161);
hijzelf, meer dan een jaar na de maanlanding, laat nog drukken: ‘Het
zal interessant zijn om te zien hoe de Hoerbiger-cultus na de maanlandingen zal
overleven; Hoerbiger verklaarde dat de maan bedekt is met een ijslaag van
verschillende kilometers dikte’ (pagina 159). Rationele argumenten
worden door Wilson verworpen met de opmerking ‘type van
argument’ en hier spreekt hij hand in hand met Van Ruysbeek: de
wetenschap zou haar domein moeten uitbreiden, dat wil zeggen zichzelf opheffen.
Het is alsof men aan een atheïst verwijt dat hij pas werkelijk
atheïst kan zijn als hij in God gelooft.
Het soort verklaringen dat Wilson geeft, als hij er geeft, roepen bij mij akelige
associaties op. ‘I cannot explain why Mr. Martin's charms work, or
why those of dozens, perhaps hundreds, of other Cornish wart-charmers work,
“except by saying that” the Cornish are Celts, and Celts
seem to possess a higher degree of natural “powers” than
Anglo-Saxons.’ Mooie rassentheorie. Kosmischer geprogrammeerd, zeker.
Maar nu even terug naar Van Ruysbeek, die pleit voor integratie van het
‘geestelijke’ in de wetenschap. Van Ruysbeek illustreert
perfekt de blindheid van de doorsnee-mens waar hij aanneemt dat de rede ons
bestaan overheerst.
Toch bestaat er geen enkel land op de hele wereld waar de mogelijkheid bestaat om
een rationele opvoeding te verkrijgen; er bestaat geen enkele wetgeving die
steunt op de