de dagdromen van
de bedienden van het stadhuis: in een wereld van rust, verzekerd pensioen,
overheersing van de wereld via bureaukratie hebben alle bedienden, van de
geringste tot de belangrijkste, de zekerheid dat de wereld die van goud en
marmer is, van goud en marmer, van goud en marmer, altijd zal blijven bestaan
(of tenminste zolang ze leven, wat precies is wat zij met het woordje altijd bedoelen). Worden ze nu toch wel overvallen door een
andere overdaad, een overdaad aan - nee, niet kinderen alleen, maar kinderen met
drankjes en ijsjes.
Deze tweede soort overdaad beschrijft Wolfe via de reine akkumulatie, faktueel
zoals in de publiciteitswereld: ‘Sixty strong, sixty loud, sixty
wild, they come swinging into the great plush gold-and-marble lobby of the San
Francisco City Hall with their hot dogs, tacos, Whammies, Frostees, Fudgsicles,
french fries, Eskimo Pies, Awful-Awfuls, Sugar-Daddies, Sugar-Mommies,
Sugar-Babies, chocolate-covered frozen bananas, malted milks, Yoo-hoos, berry
pies, bubble gums, cotton candy, Space Food sticks, Frescas, Baskin-Robbins,
boysenberry-cheesecake, ice-cream cones, Milky-Ways, M&Ms, Tootsie-Pops,
Slurpees, Drumsticks, jelly doughnuts, taffy apples, buttered Karamel Korn,
Rootbeer floats, Hi-C punches, large Cokes, 7-ups, Three Musketeer Bars, frozen
Kool-Aids.’
Nou, tot zover één detail uit dit opstel.
Geïsoleerd, uit de kontekst gehaald, weet ik niet of het erg
duidelijk is: de bedoeling van Wolfe is echter wel om de paniek van de bewakers
van het Stadhuis bij de konfrontatie met zestig kinderen uit het getto weer te
geven, niet via psychologische algemeenheden van ze zijn te jong om te slaan,
wat moet dat tuig hier, d'er zijn geen blanken bij, en dies meer.
Wolfe reduceert twee universums: die van de blanke