Donner op!
De schaakspeler Jan H. Donner is een vriend en een bewonderaar van Harry Mulisch.
Jan H. Donner, schaakspeler, is het werk van Harry Mulisch gaan lezen en
herlezen. ‘Dit boek wil het verslag zijn van een
leeservaring’ zijn dan ook de eerste woorden uit het voorwoord tot
Jan H. Donner's boek Mulisch, naar ik veronderstel (De Bezige
Bij, 192 pagina's, begeleid door een herdruk van Mulisch' Chantage
op het leven, 68 pagina's). Harry Mulisch is een schrijver en Jan H.
Donner is dat niet. Mulisch put voortdurend uit allerlei lees- en levensvoer om
per associatie moeizaam verwoorde brokjes proza en beschouwing op te leveren.
Hij is daarin zeer ongelijk wat betreft de kwaliteit: zijn laatste roman is
ongelooflijk onleesbaar; in zijn essays is hij vrij meeslepend. Schaakspeler
Donner heeft nu een boekje geproduceerd dat misschien hemzelf gelukkig maakte,
maar de lezer heeft er niets aan, en Mulisch ook niets. Donners manier om de
meest kromme citaten van Mulisch op te duikelen is voor deze laatste, vrees ik,
bijzonder gênant.
Neem maar eens het citaat pagina 25-26. U kan het misschien niet geloven, maar
dit is van de hand van Mulisch, Nederlands schrijver en essayist: hier gaan we:
‘Met open mond deed hij een stap’, en even verder:
‘luidde de onderstreepte zin, waarlangs zijn ogen
streken’. Als dit de voorbeelden zijn waar Donner zich aan spiegelt,
is het inderdaad geen wonder dat deze schaker tot zinnen komt van het soort:
‘Al veel eerder is de hand van de schrijver in de pop
merkbaar’ (pagina 30) of ‘Het zelfbewustzijn ontdekt
zichzelf als de grond van de werkelijkheid’ (pagina