Américain, maar
holt niet naar haar toe: dat wil zeggen kijkt niet achter zich, wat Orfeus
wèl gedaan had. Hij gaat goed eten bij Dikker & Thys, drinkt
er meer dan genoeg bij en loopt, de schedel van Zeegers Vermeulen nog altijd bij
zich, naar de plaats waar meer dan een eeuw geleden, het drama zich voltrok. De
jonge moordenaar had in een briefje verklaard dat hij zijn Fien doodde opdat dit
‘een leering zijn (zou) voor alle jongelingen en meisjes om elkander
trouw te beminnen, en nimmer hun eed te breken, en nimmer vals te
verkeeren’, in de straten die nu vol hoerekasten staan, waar zich
uiteindelijk de identificatie tussen verteller en zedeprekende moordenaar
voltrekt: ‘Zijn broek ophoudend, met één been
er in, de doos onder zijn arm, strompelde hij op blote voeten door de donkere
gang, keek om, struikelde over de lege broekspijp en zijn schedel rolde over de
plavuizen naar de voordeur.’
Het mythologische van het gebeuren is van het begin af heel duidelijk: met de
klem op de bek (Orfeus, zanger zonder stem), door een stemloze overgezet naar de
gids van de onderwereld (museum, voor publiek gesloten), en ook verderop in het
verhaal worden de parallellen strak gehouden; Lola bijvoorbeeld, die graag eet,
wordt beschreven als: ‘Ik bén eten, zei zij...’
‘zij had een rituele overgave tot eten, ook wanneer het spaghetti was
of een boterham met kaas,’ en het doodshoofd van Zeegers Vermeulen
‘paste precies in (de doos) van een foodmixer. Ik nam de doos onder
mijn arm en ging eten.’
Paralipomena Orphica, hoe kort ook, is een van de beste en
boeiendste teksten die de laatste tijd in het Nederlands verschenen. Het verhaal
sluit daarenboven prachtig aan bij de zestiende en zeventiende Anecdoten rondom de dood, waarin Mulisch een briljante parallel trekt
tussen de ‘wateren des doods’ in het Gilgamesh-epos en die
van de inter-