Rita Renoir, enz.
(1973)–Freddy de Vree– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
mij bekende bundel, Thirteen Nightmares. Wat ik sindsdien nog van haar las, kon me maar matig interesseren - het gewone middelmatige pseudo-spontane beat-proza. Nu van haar Memoirs of a Beatnik verschenen zijn bij Olympia Press (174 pagina's), heb ik wel zin om haar hele produktie de een of andere dag nog eens serieus te herlezen. Niet omdat Diane zo goed schrijft - maar omdat ze in haar Memoirs of a Beatnik blijk geeft van zo'n verrukkelijke schaamteloze openhartigheid. Diane di Prima's ouders werden in Amerika geboren uit Italiaanse emigranten. Het boek vangt aan met haar ontmaagding en haar belevenissen in de kring van een rijke bevriende familie. Daarna gaat ze alleen wonen in Manhattan, en leeft ze van het poseren voor pornografische foto's. Op een avond belandt ze met een vriendinnetje in een kroeg die door de Mafia wordt gehouden, en het duurt niet lang of ze komt in kontakt met de artistieke bohème en de stimulerende- en verdovende middelen verbruikers. Van het ene bed duikelt ze in het andere, met een virtuositeit en een elegantie, die slechts even afknapt op een begin van Groot Gevoelen, in casu een periode van verliefdheid op Rudy, een aan cocaïne verslaafde muzikant. Maar Rudy moet naar New Orleans vluchten voor de Mafia, omdat hij zelf drugs verkoopt en op het punt staat gelikwideerd te worden. De gekste ‘freaks’ komen binnenvallen in het appartement dat Diane met een vriendin en een steeds wisselende reeks vriendjes betrekt. Samen zoeken ze onbewust naar een samenhorigheid buiten de consumptiemaatschappij, schrijft ze verzen, terwijl anderen schilderen of musiceren. Een van haar vrienden (Bradley Dumpkin, ‘an exbock-thief-turned-priest’) brengt op een avond Howl, de eerste gedichtenbundel van Allen Ginsberg, mee. Uit de lectuur daarvan begrijpt Diane dat iets veranderd is: dat haar | |
[pagina 44]
| |
generatie stem heeft gevonden in deze kreet van Ginsberg, dat er nu via deze lectuur eenheid kan komen onder de totdantoe onbewustlevende beat-generation. Ze schrijft naar Ginsberg, die haar bezoekt, tesamen met Jack Kerouac, en het boek eindigt dan ook met de beschrijving van hoe Ginsberg het er met twee jongens afbrengt terwijl Diane Kerouac als eerste grote literator op haar minnaarslijst zet. De koele autenticiteit van het relaas heeft een verkwikkende charme. |
|