wanden
der etruskische transepten en veel overbodig gespat van verse klodders op het
zeldzame roze glas der ruiten’ (pagina 148).
Dit is maar een flauw afschijnsel van Vader Ubu's beschrijving van wat zijn gade
te wachten staat: ‘Torsion du nez, arrachement des cheveux,
pénétration du petit bout de bois dans les oreilles,
extraction de la cervelle par les talons, lacération du
postérieur, suppression partielle ou même totale de la
moelle épinière, sans oublier l'ouverture de la vessie
natatoire et finalement la grande décollation renouvelée
de saint Jean-Baptiste, le tout tiré des très saintes
Ecritures, tant de l'Ancien que du Nouveau Testament, mis en ordre,
corrigé et perfectionné par l'ici présent
Maître des Finances. Ça te va-t-il, andouille?’
(Ubu Roi, V, 1). En wanneer de firbolg beschreven wordt
(pagina's 200-202, Nederlandse vertaling) dan roept deze onmiskenbaar leuke
scène toch onmiddellijk de onmiskenbaar meer betekenisvolle
gruwelspelen op die Boris Vian in zijn romans inlaste. Kortom, The
Onioneaters is doorlopend onderhoudend, amusant, het zit vol fantasie
en het is in een duidelijk herkenbare stijl geschreven, maar al deze elementen
zijn redelijk tweedehands. Van beide versies moet ongetwijfeld de originele
worden aanbevolen. De Nederlandse vertalers hebben onbegrijpelijke
inkonsekwenties in hun versie geschoven: zo worden sommige namen (Sudden Suck)
vertaald (Plots Zuig), en anders (Lead Kindly Light, Bottomless Diddle
Blameworthy en Dawn) niet. Dat is vrijwel belachelijk. Van de vele details, de
accentverschuivingen en de lyrische eenvoud in Donleavy's proza laten ze veel
weg: een extatische kus ‘Of mouth over other mouths and over
anything’ wordt botweg veranderd in ‘Van monden op monden
en op alles’ (pagina 203) en, elders: waar Donleavy schrijft:
‘Ah there in your eyes. I see soft things.’