Over kunst
(1882)–Carel Vosmaer– Auteursrechtvrij
[pagina 173]
| |
Willem van den Velde.Vader en zoon.De zee en de stroomen, aan het bestaan van ons land en volk zoo na verwant, zijn van ouds lievelingen geweest van de Nederlandsche dichters, en zoodra als ook de dichters van het penseel de schoone aarde geheel in hun kring van voorstellingen opnamen, vestigden zij spoedig het oog op de grootheid, de pracht, de stoutheid, de schoonheid van de zee en de bevalligheid der vaartuigen en schepen van allerlei vorm en kleur. Dichters en schilders wedijveren in de 17e eeuw in het afbeelden en verheerlijken van de zee en de zeevaart, van de stroomen en van heel den stoet zoowel van mythische zee- en riviergoden als van werkelijke vlootvoogden, reizigers en varensgezellen. Al wat bepeckt beteert aengrijpen kan, en vatten,
En danssen op de koorde, en klauteren als katten;
Zeespoocken, die geswint den steilen mast opvlieght,
En zijt in Thetis schoot van kintsbeen opgewieght,
Bolckvangerdragend gilt, en blaeuwe toppershoeden,
Die koortsen haelt op 't lant, en lucht schept op de vloeden.
| |
[pagina 174]
| |
Zoo spreekt de dichter hen met ingenomenheid toe. Hij schildert en beschrijft met uitvoerigheid de schoone vlooten: Wat vlaggen ziet men hier afzwieren van haer stengen!
Wat kleuren groen en geel, hun mengsel hier vermengen,
Oranje, wit en blaeuw - wat purper, en root gout,
Wat schoon schakeersel hier het oogh met lust aanschout!
Wat wapens brommen hier, in wimpels, toppestanders,
En sluiers, fijn van draet! o welcke Salamanders!
Wat Leeuwen zilverblanck in paers, in root, in groen!
Gelijck een vogel, als de dagh begint te kriecken,
Ter vlught zich rust, en reckt, en wackert zijne wiecken,
Zoo doet mijn zeilbaar vlot, en watertreder meê:
Hij spant zijn vleugels uit en maeckt zijn zeilen reê.
De windt de doecken vult, en doet het hennep klemmen,
En d' eick de baren klooft, en wint de diepte in 't zwemmen;
Recht als een zwemmer doet.....
Zoo neemt ook 't schip te baet al wat het kan in 't reizen,
En als een duif ter vaert zich gevend, drymael klept,...
Geef vuur Konstabel! is 't, wanneer de kiel zich rept;
Trompetten slaen de lucht, met trommels en schalmeien,
Met een vermengd geluit van lachen en van schreien.
Een aengename koelt, die over 't vlacke zweeft,
Lockt Palinurus uit...
Het is voor wint, voor stroom, met vollegzame baren.
Men viert den schoot van 't zeil; men zet het in den top;
Het schuim bruist zoetelyck recht voor den steven op;
Tot dat de schaduw valt.....
De doecken hangen slap: men twijffelt of het waait;
Als onverwacht de windt verzucht langs 't zandige oever,
En steeckt zijne ooren op, en komt den Oceaan
Met dicke nevelen bevatten, en beslaen,
Mengt hemel, lucht en zee, plasregenen en buien.
Het Oost is tegens 't West, en 't Noorden tegens 't Zuien.
De vloot weêrstreeft den wint; de winden aan het hollen
Omwentelen de vloet, en golf op golven rollen.
| |
[pagina 175]
| |
Is het niet alsof gij daar eenige schilderijen van Willem van den Velde door Vondel beschreven ziet? Onder de velen die zee- en watergezichten schilderden, neemt Willem van den Velde eene eerste plaats in. Het was in de 17e eeuw in Nederland een veelvuldig voorkomend verschijnsel, dat de kunstgeest in geslachten erfelijk was. De namen van de Keyser, Danckerts, Visscher, Ruysdael, van de Vinne, van den Velde werden door een aantal kunstenaars der zelfde familie gedragen. Bij de van den Velde's vooral was de kunstader doorloopend. Om eenige minder bekenden ter zijde te laten, daar was Jan van den Velde, die den Haarlemschen tak in die stad uit Antwerpen schijnt overgeplant te hebben. Hij was een kunstenaar met de pen, zijn zoon een bekend en knap plaatsnijder. Dan Esajas van den Velde; voorts Willem, de oude, en zijne zonen Willem de vermaarde zeeschilder en Adriaan de niet minder gevierde vee- en landschapschilder, en eindelijk noch een Cornelis, zeeschilder even als de jongere Willem, zijn vader. Willem van den Velde werd in 1633 te Amsterdam geboren. Zijn vader, Willem, de oude, werd volgens Houbraken in 1610 te Leiden geboren. Vooraf een woord over dezen, zoowel om de belangrijkheid zijner persoon, als omdat hij vaak met zijnen zoon is verward. De oude Willem was vertrouwd op de zee en ervaren in het teekenen van schepen. Beide eigenschappen brachten er hem waarschijnlijk toe in 's lands dienst de oorlogsvloot te vergezellen, zoo om berichten af en aan te brengen als de schepen en de lotgevallen der vloot af te teekenen. In 1658 vergezelde hij de vloot van Wassenaar naar de Sont, en den 12n December van dat jaar | |
[pagina 176]
| |
schreef deze admiraal uit Kopenhagen aan de Hoog Mogenden een brief,Ga naar voetnoot1) waarin ten slotte deze woorden voorkomen: ‘Desen hadt ick gemeent gisteren met de post te senden, die vermits het harde weer niet heeft connen wech comen en sendt se nu met het convoy dat de coopvaerdijvaerders met Godes hulp sal overbrengen, door Sr. van de Velde, Borger van Amsterdam die wtmuntende in schepen te teyckenen alleen uit curieusheyt en lieffde is met herwaerts gegaen op hoop dat een occasie voorvallende hij deselve soo nae naer 't leven als mogelijck is soude wtbeelden, heeft daertoe eenige schetsen gemaeckt die ons oordeels al heel nabij comen, sal blijde sijn U Ho. Mo. deselve te verthoonen soo het can geschieden, sonder U Ho. Mo. hoochwichtige besoignes te interrumperen: bidde U Ho. Mo. goedertierentlijck op mijn indispositie en onbequaemheit te willen excuseren in dien in desen eenige inconguniteyten mochten resideren, U Ho. Mo. verseeckerende dat hetgeen aen mijn bequaemheyt deficieert, ick wederom met alle getrouwe diensten sal soecken te suppleren.’ In 1665 was hij nochmaals bij de vloot van Wassenaar, en hij had kort te voren bij den admiraal het middagmaal gebruikt, toen het schip van dezen in de lucht sprong. In 1666 ging de koene scheepsteekenaar mede met de vloot van de Ruyter om den aanstaanden zeestrijd tegen de Engelschen bij te wonen en af te beelden; | |
[pagina 177]
| |
Brandt voegt er bij dat een galjootschipper hem zou rond varen waar hij het best kon zien om te teekenen. Met de grootste koelbloedigheid teekende hij aldus, te midden van de ijsselijkheden van een zeestrijd, gansche lange aan elkander geplakte vellen papier vol, met krijt en pen schetsende en ze (misschien later) met oostindischen inkt luchtig aanwasschende. Nauwkeurig schreef hij er bij waar de voornaamste schepen en vlootvoogden lagen. Op een dier vellen vermeldde hij, zegt men, dat de schipper hem waarschuwde er nu mede op te houden omdat het al te gevaarlijk was. Deze en een groot aantal dergelijke schetsen bevinden zich thans in het museum Boymans te Rotterdam. Het is waarschijnlijk op de in den vierdaagschen zeestrijd gemaakte teekeningen, dat de resolutie der Staten Generaal van den 15 Juli 1666Ga naar voetnoot1) betrekking heeft, uit welke wij afleiden dat van den Velde de schetsen aan de Staten vertoond en dezen aangeboden heeft uitvoerige tafereelen daar van te maken. Deze resolutie luidt aldus: ‘Sijnde ter Vergaderinge gelesen de requeste van Willem van de Velde, const ende scheeps teykenaer, laetst met kennisse en de acte van den Luitenant Admirael de Ruyter geweest sijnde op een vaertuygh omme pertinent aff te teeckenen 't geene in de bataille is voorgevallen, Is naer deliberatie goet gevonden ende verstaen mits desen te versoecken den Raedt van State, dat haer Ed. de schetsen van de voorschreven bataille bij den sup- | |
[pagina 178]
| |
pliant gemaeckt willen opnemen ende met hem accorderen over den prijs whaer voor hij die, soo ten behoeve van de Taeffel van haer Ho. Mo. als voor den whelgemelten Raet zoude willen aennemen, te teeckenen ende te leveren’Ga naar voetnoot1). Dit alles heeft, meen ik, op den ouden Willem van den Velde, den ‘scheepsteekenaar’, betrekking en niet op zijn zoon, zooals dit doorgaands wordt voorgesteld. De stukken van den ouden van den Velde zijn meestal op doek met de pen geteekend, de schepen, hun makelij en tuig, hun rijk gebeeldhouwde spiegels, de manoeuvreerende, strijdende, enterende, zwemmende of verdrinkende bemanning, alles met de grootste uitvoerigheid en juistheid, de golven en de lucht met grijs of bruin luchtig aangewasschen. Zijne luchten zijn zeer dun en fijn en bewijzen dat hij ook het penseel met groote kennis wist te voeren. Een viertal prachtige, groote stukken van dien aard wordt thans in het Nederlandsch museum bewaard, allen in fraaie lijsten met het uitgesneden wapen van Cornelis Tromp. Zij zijn dus in het bezit van dezen vlootvoogd geweest. De afgebeelde onderwerpen zijn: de overwinning van Maarten Harpertsz. Tromp op de Spaanschen bij Duins in 1639 en de krijgsbedrijven voor Duinkerken, beiden geteekend en gedateerd W.V. Velde 1659; de slag door van Galen bij Livorno in 1653 | |
[pagina 179]
| |
geleverd, geteekend W.V. Velde, bizonder schoon van ordonnantie en met krachtiger tinten gewasschen; en de slag bij Ter Heyde in 1653, waarin de oude Tromp sneuvelde. Het laatstgenoemde stuk is geteekend W.V. Velde Ao 1657 en daaronder staat: 't galijoot van Velde. Dubbel belangwekkend is dat groote doek omdat het ons vooraan inderdaad dat beroemde galjoot te zien geeft, dat eene afzonderlijke afbeelding door de gravure waard is. Het vaartuigje ligt onder zijn zeil dicht bij de strijdvoerende schepen, bemand met drie varensgezellen en met vier stukken gewapend. En daar zit bovenop aan stuurboord de onversaagde ‘scheepsteyckenaer’ zeer rustig te schetsen, met een plank of portefeuille op zijne knieën. Van zulk een vader erfde de jonge Willem bij de liefde voor de zee een groot talent. In het schilderen behoefde deze echter een anderen gids dan zijn vader, die hem meer uitsluitend het teekenen en den scheepsbouw kon leeren. De begaafde Simon de Vlieger, te Amsterdam, schijnt hem de geheimen van palet en penseel te hebben gewezen. Van den drie en twintigjarigen schilder vinden wij een paar schilderijen vermeld in eene aanteekening, die ons tevens de prijzen doet zien voor werken van zijn vader en van hem besteed. Ik bedoel de geschrevene aanteekeningen van Rijkloff van Goens, gouverneur van Ceylon (door den heer Kramm aangehaald in voce Lutkenhuysen), waaruit blijkt dat van Goens een aantal schilderijen van de beide van den Velde's had, waarover hij op Ao 1656 noteert: ‘Aen van de Velde f 600. en f 630. van mijn ontf. voor 3 stucken f 1770. | |
[pagina 180]
| |
Aen van de Velde's zoon voor twee schilderijen f320. Een schilderije van van de Velde f 800.- Een dito van zijn zoon f 160.’ Nochmaals op 1656 te Amsterdam: ‘Nog 2 stucken bij van de Velde met de pen gemaeckt, costen my f 1600. -’ Toen de oude Willem in dienst der Engelsche koningen Karel II en Jacobus II kwam, nam hij zijn zoon mede. Bij order onder the Privy Seal, gegeven in 1675, werd aan Willem van den Velde, den oude, een jaargeld van 100 pond toegelegd, voor het maken van teekeningen van zeeslagen, en een gelijk jaargeld aan Willem van den Velde, den jonge, voor het schilderen van deze teekeningenGa naar voetnoot1). Als vruchten van beider arbeid worden vermeld een aantal schilderijen in Hampton Court. Het blijkt uit een begrafenisbriefje dat Mr. Wm. V. Velde Senior, late painter of Sea-fights to their Majesties King Charles II and King James, gedragen werd, uit zijn huis in Sack | |
[pagina 181]
| |
Fieldstreet in Pickadilly, naar de Parish Church of St. James's op den 16n December 1693. Willem, de Jonge, hoewel werkende voor Engelsche koningen en aanzienlijken, en hoewel Engelsche zeetriomfen afbeeldende, heeft niet opgehouden het Nederlandsche zeewezen te schilderen. Het nemen van den Royal Charles in 1667 en het opbrengen van dien buit, - deze twee schilderijen heeft hij zeker noch voor zijn vertrek naar Engeland geschilderd. Later is hij ongetwijfeld meermalen naar Nederland terug gekeerd. In 1686 schilderde hij de groote, evenals de twee straks genoemde, in het museum te Amsterdam bewaarde schilderij, de haven van Amsterdam voorstellende, op stroom van het IJ gezien. Een oostindievaarder met hoogen, vergulden spiegel is zoo pas van de reis terug gekomen, schepen en booten varen er heen, en in de nabijheid ziet men het rijke jacht van Amsterdam, en aan de andere zijde van het schip salueert een kleiner jacht. De lucht is met drijvende wolken bedekt, het water stroomt met zachte golven. In 1687 schilderde hij het in 1660 voorgevallen vertrek van Karel II uit Holland. Schooner noch dan deze en andere historische voorstellingen zijn de zeeën en binnenwaters, de havenhoofden en stranden die hij schilderde, met allerlei slag van schepen en schuiten: nu eens vlakke waters bij doodsche windstilte, waar de tjalken en visschersschuiten dobberen met slap zeil en neerhangende wimpels, of in het verschiet een oostindievaarder ligt of een oorlogschip met zijn hoogen vergulden en kleurigen spiegel en jachten, langs wier boord de dikke rookwolk van het saluutschot blijft hangen over het water; dan stille plassen, | |
[pagina 182]
| |
waar hemel en water aan den gezichteinder in elkander vloeien, of eenige wolkkoppen zich zamenpakken aan den horizon; dan weder Hollandsche stranden en oevers met roei- en zeilbooten en een schuit die van een bank wordt gehaald; een andermaal woelende waters, waar de kantige rug der golven en de frissche bries een tjalk of hengst doen dansen, gebogen onder een fok of een gaffelzeil. Dan komen de fijnste eigenschappen van zijn penseel te voorschijn: de volkomen juiste teekening van den bouw en het tuig der schepen, de bevallige ordonnantie, de spiegelende vlakte of het klotsend gedans van het water, de fraaie luchten, met zoo veel talent gecomposeerd in overeenstemming met de lijnen en kleuren van zijne schepen, de doorschijnendheid van zijn zilverige tinten, de fijnheid van zijn toon, de groote natuurlijkheid in alles. Willem van den Velde, de Jonge, is den 6n April 1707 te Londen overleden. Hij liet een zoon Cornelis na, door Weijerman, die hem persoonlijk kende, als een uitstekend zeeschilder geroemd, en die bij Londen woonde. Kneller heeft in 1689 (of 1680) het portret van Willem geschilderd, dat door J. Smith gegraveerd werd; een ander portret werd door Michiel van Musscher geschilderd. Dit stuk, vroeger bij den heer Verstolk van Soelen, thans bij den heer Th. Baring, stelt den kunstenaar in zijne schilderkamer voor, zittende voor den ezel waarop eene aangelegde schilderij staat, terwijl schetsen en teekeningen naast hem op den grond liggen. Roem en eer kroonden zijn werk bij zijn leven en na zijn dood, en zoowel zijne schilderijen als zijne snel en fraai gewasschen teekeningen werden met telkens | |
[pagina 183]
| |
grootere sommen voor de voornaamste kabinetten en musea verzameld. In Engeland, waar zijn talent door kenners en kunstenaars in de hoogste mate vereerd werd en noch wordt vereerd, bevindt zich een groot aantal van zijne schoonste werkenGa naar voetnoot1). |
|