Londinias(1873)–Carel Vosmaer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] II. Bulderend klonk, dat de zee opbruiste, de lach van Poseidoon, Toen daar 't beeldwerk lag, ontredderde blokken, een puinhoop! Spottend luidde zijn woord tot de godlijke Maagd Athenaia: ‘Dáar dan ligt wat er rest van uw veel te verwaten gedenkpronk; 't Beeldde u af in uw trots, toen ge Attika schonkt den olijfboom, Mij overwont en verdreeft uit mijn recht als Attika's schutsgod. IJdele waan! Reeds lang rust 't volk, u zoo lief, in den Hades. Rossenbedwingende Britten beroofden uw tempel, en 't sieraad... Schoon voorwaar is het wat er nu ligt! Als een oogst van het slagveld. Armloos, 't kleed in een flard, onthoofd of verminkt in het aanschijn; Smadelijk zijn ze u ten spot, en uw Byron schimpte over Elgin: [pagina 5] [p. 5] Neusloos zelf, zijn de beelden ook neusloos die hij te huis brengt!’ Toornig antwoordt Zeus' klaaroogige dochter Athena: ‘Grof is uw woord, en het teekent den smaak van uw tranig gezelschap. Soms geeft landen en volken te zien geen fijner beschaving; Wijsheid voert ge op uw rug,..... maar, adelt den bok de tragedie Waar hij den naam voor gaf? Ha! zelf toch bracht ge dat beeldwerk Hier, en ge weet noch niet dat het buiten de grenzen van Hellas, Thans door de wereld mijn roem bazuint en den attischen kunstgeest, Dáarin 't eerst doorgrond in zijn glans en verheven beteeknis. Pelgrimsdoel zijn ze ieder die streeft naar hoogere wijding.’ Dus Athenaia, - de blos van den zeegod kleurde den avond. Vorige Volgende