Londinias
(1873)–Carel Vosmaer– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
[pagina 2]
| |
Aller geleerdheid; verder Oïlmos, zeldzamen boekschat
Zamelend; hen vergezelde de kunstdoorvorscher Aloopex.
Zij nu den eerdienst trouw der beschavingkweekende Athena,
Rustten zich uit tot den tocht op den landomspoelenden zeeplas,
Tot waar 't Britland rijst uit de zee, 't groenheuvelig eiland.
Dáar toch wilden zij offers en hulde vereeren den beelden,
Die het museum veilig bewaart als het kostbare kleinood,
Eenmaal 't Parthenon sierend en schoon afbeeldend Athena's
Roemvollen zege en de reien der panathenaeïsche feesten.
Die toch waren voorheen uit den tempel van Attika's hoofdplaats
Medegebracht door de rossenbedwingende zonen van 't Britland,
Stoute beploegers der zee, buitzoekend en schittrenden kunstpronk.
Want zij offerden trouw aan den zeeënbeheerscher Poseidoon.
Hem, die 't vurige paard met een slag des geweldigen drietands
Schiep uit de rots, en aan wien ze 't bestuur van 't schip en het renpaard
Dankten, beloonden ze 't best door den tempel te rooven zijn beeldwerk,
't Eeuwiger eere gesteld den triomf van Athene op Poseidoon;
Phidias' heerlijke kunst! - Ach! dikwijls schond de verwoesting
't Marmeren huis van Athena, verbouwd tot christlijken tempel;
Kerksche Sophia verving de olympische; - de attische godsmaagd
Week voor de byzantijnsche, verbeeld in het bont mozaiekwerk.
Daarna heerschte de Frank, straks woei er de vaan van San Marco;
Eindelijk - wisslend zwaard en geloof! - werd de attische rotsburg
Buit van Mohammed's kroost, en het Parthenon kerk van den Islam.
Middelerwijl ontstak Europa tegen de Moslim
Woedenden krijg, en de Turken verschansten den burg en den tempel.
Hierheen richt zijn geschut Morosini, Venetië's veldheer;
| |
[pagina 3]
| |
Lang te vergeefs, tot Ares de stedenverwoester een luitnant,
Jeugdigen Duitscher - en duitsche geleerdheid boet het vergrijp
Offerend Hellas' goden esthetische boekhekatomben -
Naderde in't kleed van een spie en verraderlijk zei: ‘In den tempel steeds,
Borg men 't kruid, richt dáar een verderflijke bom die het aansteek'.’
't Schot trof juist en de kruidontploffing scheurde den tempel,
Honderden mannen en vrouwen begravend in marmeren kunstpuin;
Vrijdag, t'ende September van zestien zeven en tachtig.
Lang noch bleven de grof mishandelde beelden des bouwvals
Turkschen schutters ten spel, of vermaald als spijs van den kalkbak,
Tot ze verweerd en verminkt, door den britschen gezant bij de Porte,
Elgin, gered, nu worden vereerd in het British Museum.
|
|