dat is nu voorbij. Verhef u, en herwin uw waardigheid. Gij hebt alle middelen om een leven te zoeken, dat u meer voldoening geeft: interesseer u voor goede en schoone zaken. Lees deeglijke boeken; doe uw plicht, die voor de hand ligt, en gij zult reeds eenige voldoening vinden.
Emilie schudde het hoofd,
- Hoe kan ik dat, alleen en in mijne omgeving? O, hoe gelukkig zijt gij, die zoo verstandig zijt en iemand naast u hebt, op wien gij steunen kunt. Dat moet iets heerlijks zijn; en als ik daar dien man bij zie van mijn zuster, die niet kwaad is, maar zoo onbeduidend.... Ik heb hier een man leeren kennen, die mij belang inboezemt; met hem kan ik ten minste gesprekken voeren; hij schijnt mij niet ongenegen...
- Mag ik weten, wie dat is?
- Ik wil het u wel bekennen; het is Mijnheer van Witloo.
- Hm! Ik heb veel van hem gehoord door Frank. Hij is nu een ijverig katholiek; spreekt hij u daarover? Kunt gij hem vertrouwen?
- O zeker. Ja, hij spreekt er mij over, over alles en ook over mij zelven.
- En, zei Sietske, haar hand op die van het meisje leggende, - en - welk is het gevoel, dat hij voor u heeft - en gij zelf?
- Ik weet dat nog niet. Hij spreekt mij over het leven, en over ernstige zaken. Hij is zeer lief voor mij en belangstellend.
- En gij?
- Ik durf dat niet beslissen; ja, ik voel wel iets voor hem; maar ik weet niet wat zijn voornemens zijn.