het leven heeft andere eischen. Ziet, zwijgt en leert!”
En wij zagen de Horen de wolkpoorten des hemels openen en de roosvingerige Morgen er opstijgen. In gouden gloed volgde de zonnewagen van Helios. Apolloons lier verheerlijkte Zeus en Hera, de macht der natuur, en Athene, de macht van den geest. De bontgevleugelde Iris beschreef een zevenkleurigen boog in haar vaart van den hemel naar de aarde der menschen. Demeter bezaaide de akkers en Dionysos rijpte de wijnvrucht, de Chariten vlochten slingers van bloemen en gouden vruchten, en gansch het aardrijk lachte:.....ἐγέλασε δε γαῖα.
Toen leidde hij ons door de Elyseesche velden, en wees ons Homeros, Aischylos en Sofokles; - Feidias, Iktinos en Apelles en een stoet van de groote geesten van weleer. Hij nam ons den mirtetak af en gaf ons een palmtak, en uit de heilige bron sprenkelde hij een drop op ons voorhoofd en sluierde op nieuw onze oogen.
Weer kletterde het en ratelde het om ons heen, een langen tijd, en er was niets dat wij zagen, geen stem dien wij hoorden.
Eindelijk klonk de priesterlijke stem weer tot ons:
“Ik heb u in uw zelven doen inkeeren, nadat gij het ideale hebt geschouwd. Thans, mijn zoon en dochter, zijt gij ingewijd. Eerst zult gij schouwenden zijn, dan arbeidenden, dan genietenden. Onthoud: het schoone is het eerste; dan het goede, want het goede is zelfs niet goed, als het niet schoon is; en als het hoogste zult gij zien, dat het schoone en goede ten slotte éen worden. Kus mij de hand, ik zegen u. Thans neem ik uw blinddoek af en breng u aan den drempel van het land, dat een afglans