blijven, maar in oogenblikken van overstelpend geluk, wil men zoo gaarne iemand er voor danken....
- Wel, Zoë,... je zoudt al vast kunnen beginnen met mij te danken, en dan....
Er kwam een ernstige trek over haar lippen, en haar oogen die zoo ver konden schouwen, zagen in de diepe lucht met haar eerste sterren:
- Neen, zei ze, scherts niet met het fijnste; in zulke oogenblikken zou men eene levende macht willen danken, God....
- Ik ook, Zoë moe, en versta mij niet verkeerd als ik scherts; - maar... maar een onbekenden gever te danken, dat voldoet toch ook niet; wij willen dan iemand zien en kennen. En zoo iemand ken ik, zoo iemand voel ik aan mijn zijde; - kijk, dit heeft het gedaan, zeide hij, terwijl zijn vinger langs haar profiel ging, - die schoonheid die een beeld is van wat er in je is, en wier afstraling sympathiesch de schoonheidsidee in mij beroerde en eerst de schouwende verstomming, dan de heilige trilling wekte, die liefde heet.
- Maar, zei ze, voelend dat dit thans geen scherts was, - ziet mijn lieve filosoof dan niet, dat hij nu even bovennatuurlijk wordt, als wie zegt, dat God die liefde deed geboren worden?
- Kind, je hebt aanleg om een mensch Sokratiesch beet te nemen; - en toch is uw idee maar schijnbaar beter, want waardoor plaatsen wij de oorzaak buiten ons; zij ligt in ons. In ieder geval, mijn termen liggen nader bij, en teekenen althans de wijs hoe, en....
- En, verklaren? wat?
- Wel, wij kunnen nog wel een stap nader komen;