dweept als ik; hij glimlacht en zegt dat dit romantische rococo is, en ik wel wat anders mooi zal leeren vinden. Die geheimzinnige schaduwen met een enkel lichtje, en daarbij een geknielde oude best; die naar den hemel strevende gewelven! Welk een monument der oude vroomheid! Foei, en dan zegt Frank, het is geen monument van vroomheid, en dat Bisschop Conrad dien dom alleen liet bouwen, omdat hij onmeetlijk rijk was en daarom zoo kostelijke dingen liet bouwen en kocht, zooals in de Kroniek van Keulen zou staan. Daar kibbelen wij over. Dat is te zeggen, denk niet dat wij kikbelen, maar onze gedachten loopen daaromtrent uiteen. Bij Eacharach keken wij uit naar Heine's Rabbi, met zijne Sara vluchtend. De maan brak door de wolken en tintelde in den stroom, die de Loreley bespoelt:
Der Gipfel des Berges funkelt,
en wij hoorden daarboven de Nixe zingen hare
O wat is die Rijn heerlijk, en hoe hinderden mij een paar menschen, die deze streek afgezaagd noemden en klein en vervelend. Nu, dat is mijn Frank gelukkig met mij eens; gij hadt hem eens moeten hooren, hoe hij dien lieden de volle laag van zijn spot gaf. Zij hadden Zwitserland gezien en verachtten den Rijn. Toen sloeg hij ze eerst met de Apennijnen, den Aetna en Griekenland, en dan veranderde hij op eens weer zijn aanval en zei dat Gelderland meer waard is voor een schilder dan al de Alpen. Dan geniet ik, als ik Frank zoo hoor, en ben tegenover de menschen trotsch, dat mijn man zoo knap is. Allengs stijgt het landschap van het bevallige tot het