VI.
Een vreugdezonneschijn glansde over Olt-Veluwe. Vreugde was in menige hoeve, waar Sietske meer bekend was dan Frank, nu zij de landvrouwe zou worden. Berend zei:
- Noe jonker, heb ik het je niet gezegd, dat je der nemen moest; 't is best zoo.
Grootvader had het toppunt zijner wenschen bereikt.
- Vader, zei Frank, ik ben blij, dat ge het goed vindt.
- En ik, dat mijn plan niet mislukte. Daarom heb ik je laten komen, jongen. Ik had het nog wel een jaartje of wat kunnen uithouden, eer ik je den boedel overgaf. Maar toen ik haar eenmaal bij mij had, heeft ze mij betooverd, en ik dacht, onze boedel loop niet weg, maar dien schat, als we dien bij tijds konden veroveren!
Zij kuste zijn hand, bevocht van haar tranen, en Frank zei:
- Vader, ge neemt mij een pak van het hart, want zie eens, als wij trouwen....
- Dat moet nu maar gauw gebeuren, Frank, ik heb geen tijd van wachten.
- Nu, ik liever ook niet, zei Frank lachend, maar dit is het geval: wij hebben samen zulk een mooi plan gemaakt, maar dan zouden wij u weer een tijd lang alleen moeten laten, en dat was ons bezwaar.
- Geen bezwaar, - wat woudt ge doen?
- Een maand of wat, een half jaar in Italië zijn, voor