dijnen en bekleedsels van pas te maken en te zoomen.
Weinig zeide zij soms; terwijl hij heen en weer liep onder het schikken. Meestal moest hij haar aan het spreken brengen. Hij wilde zoo gaarne een gemakkelijker toon met haar hebben, en bracht het gesprek weer op hun jeugd.
- Weet ge 't nog Sietske, hoe wij hier speelden en ons verstopten achter de oude bloembakken en rietmatten - toen dachten wij niet, dat wij het vervallen huisje eens samen zouden versieren.
Zij glimlachte en gaf eenigen weerklank op de kinderlijke heugenissen, maar zonder verder door te gaan.
- Weet je wel dat ik je eens een paar mooie duiven gaf, die ge te huis niet mocht hebben, en dat zij met de mijne hier meê bleven broeien - zouden het kinderen zijn van onze duiven, die daar nu op de schaal zitten?
Dan zag zij hem even lachend aan, maar sloeg hare oogen weer neer op haar werk en vroeg hem, of zij het patroon zus of zoo zou plaatsen.
- Wat zijn dat heerlijke kleeden, - en toch zoo eenvoudig, zei ze; alle moderne stoffen zoeken het grillige en telkens weer andere - hier is alles zoo eenvoudig gevonden. Dit blauw met die enkele rechtlijnige figuren van goud, vind ik zoo mooi.
- Dan moet ge het op uw kamer hangen; dat is Tuniesch. -
Hij was juist aan het torschen en zwoegen om een marmeren borstbeeld, een heerlijk werk van een jongen Napolitaan, met wien hij bevriend was, te verschikken.
- Sietske, och help mij eens een handje; ik kan het alleen niet tillen.
Toen namen zij voorzichtig samen het beeld en schikten