het laatste oogenblik greep hij nog rond, naar de handen der omstanders, om er een kus op te drukken.
Hij moet het in de laatste 14 dagen allerellendigst gehad hebben. Hij wist en begreep, dat hij dood moest, maar was te trotsch om het aan de omringenden te laten merken: want hij smachtte naar het leven en trachtte door zijn wilskracht het stervensuur van zich af te wenden. Zoo bewoog hij gedurig, ondanks zijn algeheele uitputting, hoofd en ledematen, en maakte dus de morphine werkeloos, die men hem ingaf om te slapen. Hij was bang, dat hij niet meer zou ontwaken. Totdat hij het eindelijk niet langer kon uithouden en boog voor de fataliteit. Na het afscheidnemen voelde hij ‘zich zeer verlicht, omdat hij er eindelijk over gesproken had,’ maar den volgenden dag kwam het verlangen weer, en hij knarsetandde, ‘dat er niets meer aan te doen was, hij had al afscheid genomen, hy moest weg’. De docter zei, dat het gelukkig is, dat het niet langer heeft geduurd, daar de verettering naar buiten had kunnen uitbreken, en zijn lendenen aantasten. Zaterdagochtend om 11 uur wordt Lij begraven op het Oosterkerkhof buiten de Muiderpoort.
Hij was de eenige mensch, dien ik oprecht en meer dan voorbijgaande heb liefgehad. Wij waren ook de eenigen, die met elkander overweg konden, en elkander begrepen: wij stonden overigens geïsoleerd. Totdat de dwang der omstandigheden en onze eigene atè ons van elkander scheidden, schoon onze harten hetzelfde bleven. O dat leven, die grijns van bordpapier en klatergoud, waar de eeuwige Nacht achter zit! Ik ga mij nu een jaar lang in de studie begraven; dàt is de Lethe, waar de Ouden van droomden. Men spreekt erover zijn gedichten uit te geven. Het bundeltje moet m.i. hoofd-zakelijk bestaan uit de compleete ‘Mathilde’, Hooft, Iris, en enkele andere stukjes.
De ‘Mathilde’ vooral moet onverminkt, en volgens zijn plan, worden geredigeerd, omdat er door de 100 sonnetten een idee loopt, dat het werk tot een eenheid en een schepping maakt. De enkele minder goede (er is er niet één by, dat bepaald slecht is) moet men beschouwen als min gelukkige regels in een groot gedicht, die men niet kan uitlichten, zonder den samenhang te verbreken. Die uitgave is altijd een van zijn pia vota geweest, die ik nu zoo gaarne als een laatste liefde-