27 B. Bijlage bij 27 A: Sonnet, geschreven voor Joanna Blancke, in manuscript thans eigendom van Ir. J.S. Schippers te Amsterdam. Zonder de opdracht en met ietwat andere interpunctie is dit sonnet sedert de vierde druk opgenomen in Perks Gedichten.
Aan Joanna, de gebenedijde.
Een Droom - als maneschijn - in zilvren wade
En breedgewiekt, heeft mij (toen ik, verwezen
In dons gedompeld, in de rust mij baadde)
Met elpen staf een kindekijn gewezen.
Het lachte - - en bij dien lach, wiens wedergade
Slechts in de zuivre zonne wordt geprezen,
Wolkte als een nevel weg al 't zwarte en kwade,
Dat mort in mij. - - - 't Is me in een zucht ontrezen. -
[pagina 72]
[p. 72]
Toen was ik waardig aan die blonde slapen
Eerbiedig de eene en de andre hand te drukken
En in den hemel van dat oog te schouwen - - - -
Ik zag en kuste, en kuste - - - ùw kind, geschapen