De briefwisseling Vosmaer-Perk
(1938)–Carel Vosmaer– Auteursrecht onbekend
[pagina 61]
| |
der prijsopgave auctie Blancke, maar allermeest voor de bereidwilligheid waarmede u aan mijn verzoek betreffende vriend Kloos gehoor gaf. Wees verzekerd dat het hem gezonden werk over Horatius reeds goed stichtte. Hij leest tegenwoordig de Oden - - en met smaak, hij krijgt er schik in. U kunt zelf nagaan hoezeer Horatius werken moet waar hij valt in de handen van iemand als Kloos, die begrijpen en gevoelen kan. Ik kan uw inzicht niet genoeg bewonderen dat zulk een middel bedacht. 's Mans gedachten beginnen reeds in beperkter kring te zweven en zullen zich hoop ik herhaaldelijk moeten bepalen, eer hij zijn stuk klaar heeft: dit moet zijn welzijn ten goede komen. De levendige gedachtenwisseling tusschen u en hem in zake Valette kwam mij natuurlijk onmiddellijk ter oore en tot in de kleinste bijzonderheden. Wees niet boos op hem als hij tegenspreekt; hij mist wat anderen als een voorrecht wordt toegerekend en hij is blij dat hij dit mist en hij zoekt dit gemis geenszins te vergoeden.... heel weinig kwam hij met menschen in aanraking, veracht derhalve het savoir-vivre en is een ongelikte goede kerel. Beleefdheid, vormen enz vindt hij vrijwel geveinsdheid mommerij, huichelarij, zooals Rousseau eertijds, zonder dat hij gevoelt wel een hooge ‘kunst’ er schuilt in ‘leven’ en zonder dat hij begrijpt dat deze soort huichelarij heel iets anders is dan die gemeene, die op egoisme groeit en die bedrog is. Wie noemt de dichterlijke waarheid ‘logen’? Wie noemt de geveinsdheid in de samenleving ondeugd? Een mensch kan met nare hebbelijkheden worden geboren, zelfs met kleptomania, en als hij deze beheerscht en verhult alleen om den naaste niet te schaden of onaangenaam te wezen, is hij dan ‘slecht’? Leven is de kunst van inschikken, uitwijken toegeven en suum cuique tribuere, niet waar? Maar alle kunst wordt door oefening verkregen, derhalve ook de ‘Welleevenskonste’. Nu is Kloos niet in de gelegenheid geweest zich te oefenen.. dit zal hem verdriet genoeg berokkenen en vijanden bij de vleet. In den grond heeft hij gelijk evenals de ‘misanthrope’ van Molière, maar 1o zal hij zichzelf ongelukkig maken 2o zal het leven hem onuitstaanbaarder worden en de menschen eveneens. Moet daarvan niet het gevolg zijn, dat iemand als hij, met zijn gemoedsleven | |
[pagina 62]
| |
(dat niet naar buiten kan werken) eindigt zich in de eenzaamheid te begraven of uit vrije verkiezing zich te doen begraven, dood, in een graf? - Zie, daarvoor wilde ik hem gaarne behoeden. Hij is mijn vriend en ik houd veel van hem. Arbeid en verkeer met menschen dunkt mij heilzaam voor hem - en u weet niet hoe dankbaar ik ben voor de behulpzame hand, die u mij biedt om het eerste van hem te verkrijgen. Wij zullen samen een gedeelte der Hooftfeesten bijwonen; ook een geschikte gelegenheid om in kennis te treden met verschillende letterkundigen. Hoe meer hij er leert kennen hoe beter, Het doet mij genoegen dat u zijn stuk over Valette niet heeft geplaatst zooals hij het u toezond. 't Is alleen jammer dat er zooveel pourparlers uit voort vloeiden. Hij heeft gelijk in de zaak zelve en dat moet u toegeven: trouwens u doet het... alleen niet in den vorm en dat kan hij, op grond van de weinige oefening waarover ik daarjuist sprak, niet begrijpen. Vergeefsche moeite hem dat aan het verstand te willen brengen Hij kan zich niet spoedig in een ander denken en tegenstand prikkelt hem nog tot grooter verzet. Als hij begint te argumenteeren is 't beter hem gelijk te geven, zooals hij steeds heeft op zijne manier, noodzakelijk gevolg van zijn gestel, zijn opvoeding en levenswijs. Mij dunkt - ik bestudeer hem bijna een jaar - dat men best doet hem uit den weg te gaan in zulk een oogenblik, en het gesprek of de argumenten over een anderen boeg te werpen. U kon dat niet weten natuurlijk en daarom dat hardnekkig geschrijf, na dat u zijn pluksel weigerde, in plaats van met verzoek het anders te willen stellen, met een aanval op den inhoud. Wanneer u gezegd had: ‘zóó plaats ik 't niet: ik wil niet dat Valette aldus wordt aangetast; dit kan niet’ zou hij u misschien geen gelijk hebben kunnen geven, hoewel u 't heeft, maar veel noodeloos geschrijf zou gespaard zijn. U ziet zelf, op 't moment is u geen zier verder met hem gekomen U wilt dolgraag dat hij u niet beoordeelde als zoo bang en zoetsappig; hij doet dit niet geloof ik en al deed hij het wat dan nog? U draagt toch het bewustzijn met u om, dat u het niet is en | |
[pagina 63]
| |
dat Kl. als hij u geheel kende u zóo zou moeten beoordeelen; is hij daartoe thans niet in staat, dan over twintig jaar. Het doet er al bitter weinig toe hoe men aan een persoon op een zeker tijdstip schijnt, als men maar weet hoe men is; dat men is, dat men met zich zelf in vrede leeft, doet wat men niet laten kan en laat wat men niet doen kan. Meent u dat ook niet? Men kan immers niet steeds voor den schijn waken. De meeste menschen zoeken achter onze handelingen de motieven, die hen zelf tot dergelijke daden zouden hebben gebracht... de meeste menschen verschillen van aanleg en wezen. 't Ligt in den aard, dat wij die maar ééns zijn, honderdvoudig schijnen en der geringste onzer handelingen honderd oorzaken krijgt en liever wordt toegedicht. Is het dan geen onbegonnen werk zich voor den schijn te willen hoeden? Deze ontboezemingen loopen mij toevallig de pen uit... ik hoop dat u bij lust, leven en gelegenheid er ook uwe meening eens over wilt zeggen... affaire de s'entendre... Concordia corda fovet. Kloos scheen trek te hebben om Pol de Mont te bespreken Hoewel ik er half meê gereed was, gaf ik hem den bundel... u zult er wel niets tegen hebben: hij kritiseert allicht beter dan ik. Ook een werkje te meer voor hem. Is hij gereed dan zal ik u de M. terugzenden. Vaarwel. Ik druk u warm de hand met alle gevoelens van hoogachting en vriendschap en noem mij als altijd geheel uw Jacques Perk. - ... -- |
|