lastig; er zijn altyd zoo vele aanmerkingen tegen verzen. Als u eens wist welke onbeschofte briefkaarten ik kryg over sommige gedichten! Nu stoor ik mij daar wel niet altyd aan, maar, - als er noch bykomt dat ook andere redacteurs niet zoo heel erg gestemd zyn voor ‘versjes’ - dan moet ik wel eens toegeven. Ik durf ze dus nu niet opnemen, ik ben niet alleen baas. Maar wilt u ze mij noch wat laten houden? dan zie ik of ik in den zomer een kansje waarneem. Dit is voorshands dunkt mij de beste oplossing.
Nochmaals vergeving dat ik uw geduld zoo op de proef stel en geloof mij steeds met achting en toegenegenheid
uw dwe
C. Vosmaer.