Gedichten
(1887)–Carel Vosmaer– Auteursrecht onbekend
[pagina 99]
| |
Brunhild en Sigurd.Uit het lied van Sigurdrifa.
Naar 't zuiden reed Sigurd de zeegrijke,
Reed hij met Grani, zijn ros.
Hij zag op de bergen een vuurgloed,
Als vlamde ten hemel een brand.
Dat was een schittrende schildburg
En daar boven woei eene vaan;
Toen hij was binnen getreden
Zag hij daar in de zaal
Een krijger in volle rusting
Die slapend nederlag;
Hij nam hem den helm van het hoofd af
En zag toen een vrouwegelaat.
Als wies om 't lijf het pantser
Zoo eng omsloot het haar,
Hij sneed het met zijnen zwaarde
Van 't hoofd ten voeten op.
| |
[pagina 100]
| |
Hij sneed 't van beide armen
En strookte 't pantser af;
En toen ontwaakt' uit den sluimer
Brunhilde,Ga naar voetnoot1) zij richtte zich op:
- Wat sneed mij 't pantser open?
Hoe ben 'k ontwaakt? en wie
Ontbond m' uit de vale kluisters?
- Dat deed u Sigurds zwaard.
- Lang sliep ik, lang ingeslapen;
Lang is der menschen leed.
Want Odins sluimerrunen
Vergunden 't ontwaken niet.
Toen nam zij den hoorn vol mede
En bracht hem der minne dronk:
- Heil dag, heil zonen des dages,
Heil nacht, heil dochters der nacht,
Aanschouwt ons met gunstige oogen,
Heil Asen!Ga naar voetnoot2) Asinnen Heil!
Heil u, alvoedende aarde!
Geef wijsheid en heelende hand. -
Zij noemde zich Sigurdrifa,
Zij was een Valkyre-maagd,Ga naar voetnoot3)
Twee koningen hadden gestreden
Om haar, de hooghartige maagd.
| |
[pagina 101]
| |
Den oudste had zij verslagen
Dien Odin tot zege verkoor;
Met eenen slaapdoorn had haar
Toen Odin gestoken tot wraak.
En Sigurd sprak: - Ik bid u
Dat gij mij uw wijsheid leert;
Gij kent de oude maren
Uit alle werelddeel.
Zoo sprak dan Sigurdrifa:
- Opdat gij zege behaalt,
Snij runen op uw zwaardgreep,
Noem Tyr daar tweemaal bij.
Drinkrunen moet gij snijden,
Opdat geens anderen vrouw
Met list uw vertrouwen bedriege,
Op uw hoorn en den rug uwer hand.
Zeerunen moet gij snijden
In steven en roer gegrift.
Zoo draagt u het houten zeilrosGa naar voetnoot1)
Door branding en donkere baar.
Snij runen om wonden te heelen
In d' oostlijken bast der berk.
Rechtsrunen doe ik u kennen
Dat niemands wraak u schaad',
Geestrunen moet gij leeren
Om de sterkste te zijn met den geest.
Zoo mogen die runen u helpen,
Tot alle de goden vergaan.
| |
[pagina 102]
| |
Nu kies, daar de keus is geboden
Van roem of vergeten te zijn -
En Sigurd sprak: Uw gaven
Bewaar ik zoo lang ik leef.
|
|