Gedichten
(1887)–Carel Vosmaer– Auteursrecht onbekendOp zich zelven.
Wen ik het druifsap drinke,
Dan slapen mijne zorgen.
Wat baat mij klacht, wat moeite,
Wat baten al die zorgen?
Mijns ondanks moet ik sterven.
Waar voor bedierf men 't leven?
Dies, drinken wij het druifsap,
De vrucht des schoonen Bacchos;
Als wij met dezen drinken,
Dan slapen onze zorgen.
| |
[pagina 38]
| |
Op mijne lier.
Ik wil d'Atreiden loven,
Ik wil van Kadmos zingen -
Maar iedre snaar der citer
Heeft anders niet dan liefde.
Ik ruilde eens de snaren
En nam een ander speeltuig.
Ik zong de heldendaden
Van Heraklès, - maar liefde
Weerklinkt de lier ten antwoord.
Vaartwel dan, verder, helden,
Want anders dan van liefde
Kan toch mijn lier niet zingen.
|
|