en
zijne kunst, de antieke bovenal, mij maken. In de antieke wereld zal ik mij
geheel hullen als in eene statige toga en trachten te voelen als de ouden,
breed, waardig, schoon, wereldbeheerschend. Welk een trots, zult gij zeggen, -
maar zonder iets van dien trots komt men er niet. Ik zou dit niet aan een ander
zeggen, maar gij zult het niet verkeerd verstaan. Gij zult mij wel weer
minzaamheid en buigzaamheid willen prediken, maar, beste, geloof mij, de eerste
wordt vertrapt en de tweede voert tot karakterloosheid. Ja, ik weet wel dat gij
ze hebt zonder die gevolgen, en ik wil u niet kwellen, maar alleen een rustige
ziel als de uwe, buiten het werkzame leven levend, buiten den strijd met de
wereld, kan dat bereiken. Wij moeten, om in het gedrang overeind te blijven, de
schouders schrap zetten.
Overmorgen ga ik naar Rome. Ik schrijf dat zoo maar
kalm neer, alsof het niet alles ware. Ik in Rome! Ik voel mij al een voet
hooger als ik er aan denk. Ik voelde al zoo iets toen ik den Mont-Cenis-tunnel
door was en den dag weer zag, den nieuwen dag; ik voelde dat er een
bergmuur lag tusschen het peinzensmoede