2. Opbouw
Dit onderzoek bestaat uit twee delen waarin gebruik is gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden. In het eerste deel wordt verslag gedaan van de resultaten van de kwantitatieve dataverzameling en -analyse. In het tweede deel vormen de literaire loopbanen van drie individuele auteurs het onderwerp waarbij een kwalitatieve onderzoeksmethode is gevolgd.
Inhoudelijk gezien snijdt het onderzoek drie kwesties aan, waarbij is gewerkt van algemeen naar specifiek. Ten eerste wordt een beeld gegeven van het aandeel van vrouwelijke auteurs in Nederlandse literatuur na de Tweede Wereldoorlog. Ten tweede is voor de drie meest recente decennia nagegaan welke literaire nevenactiviteiten beginnende auteurs hebben ontplooid en welke verschillen hierin zijn te onderscheiden tussen mannelijke en vrouwelijke auteurs. De wijze van dataverzameling en de resultaten van de analyses worden beschreven in de hoofdstukken twee en drie. Ten derde worden in aansluiting op de kwantitatieve analyses de effecten van literaire nevenactiviteiten nader bestudeerd aan de hand van drie casestudies. De literaire loopbanen van drie vrouwelijke auteurs die zijn gedebuteerd in respectievelijk de jaren zeventig, tachtig en negentig zijn in de hoofdstukken vier, vijf en zes het onderwerp van onderzoek. De institutionele benadering van literatuur, die als theoretisch kader heeft gediend voor dit onderzoek, wordt in het eerste hoofdstuk uiteengezet, waarbij inzichten en veronderstellingen van deze benadering en uitkomsten van eerdere onderzoeken in deze richting worden besproken.