| |
| |
| |
Het karakter van Krol
Wanneer er ooit een of ander NIPO-onderzoek zou worden gehouden over de vraag wie Nederlands meest begeerde vrijgezel is, dan zou Ruud Krol zeker een vooraanstaande plaats op die hitparade innemen. Krol, die nog bij zijn ouders op het Europaplein woont, zou met die kwalificatie waarschijnlijk erg tevreden zijn; aan de andere kant schuilt daarin ook een duidelijk gevaar. Sterker nog: niet zelden meende Michels, dat het terugvallen in vorm te wijten was aan de manier waarop de voor vrouwen aantrekkelijke Krol zich in Amsterdams bar-, dancing- en discotheekwezen had gestort.
In ieder geval had Krol zélf soms het idee, dat het niet om tactische redenen was, dat hij werd gepasseerd voor de basis-opstelling. In thuiswedstrijden, wanneer Ajax voor eigen publiek een super-aanvallende show moet opvoeren, is het niet onlogisch, dat bijvoorbeeld Dick van Dijk als extra-aanvaller voor Krol speelt. Maar toen afgelopen seizoen Krol er ook in de toch altijd moeilijke uitwedstrijd bij MVV naast kwam te staan, toen is Krol voor de eerste maal in vier seizoenen zélf naar Michels gestapt om hem de werkelijke redenen van zijn maatregelen te vragen. Hoewel Michels ontkende wat Krol vermoedde (‘Ik had via via te horen gekregen, dat er over mij de meest opwindende verhalen werden verteld. Dat was in die periode zeker niet waar’), heeft Krol sindsdien zijn plaats als linksachter niet meer verloren.
Tot aan die beenbreuk, in de wedstrijd tegen NEC, toen kenners meenden dat Krol op het hoogtepunt van zijn prestatievermogen stond. Vóór de grote confrontaties met Atletico Madrid en Feyenoord in het Olympisch stadion; vóór de bekerfinale(s) tegen Sparta en, tenslotte, vóór de finale op Wembley. Dáár
| |
| |
strompelde Ruud Krol moeizaam in het rond, het in gips gestoken been door een stok ondersteunend. Het was een psychologisch juiste zet van het bestuur geweest Krol de hele voorbereiding mee te laten maken. Het vergrootte de onderlinge band in die spannende dagen, bovendien maakte Krol zich op zíjn manier nog verdienstelijk door in de rust het publiek tot grotere aanmoedigingen aan te sporen.
Die periode is voor Krol bijzonder moeilijk geweest. Hij vertelde me later over de beroemde tunnel op Wembley. De beide kleedkamers in dat stadion komen uit op een brede tunnel, die naar het stadion leidt. Aan het eind van die tunnel moeten de spelers altijd wachten, voor de ceremonie van start kan gaan. Dan bekruipt zelfs de meest ervaren voetballer een eng gevoel. Vanuit de tunnel komt dan het geluid van de massa, die, zwanger van opgewonden hoop, zingt, schreeuwt en toetert. Die orgie van geluiden komt nergens ter wereld zo duidelijk over als vanuit die tunnel op Wembley. Ruud Krol stond daar, te midden van de spelers en beleefde het moeilijkste moment uit zijn loopbaan als voetballer. Typerend voor hem was toen de opmerking: ‘Als we om de wereldbeker spelen is het míjn beurt’, en: ‘Als ik met vakantie ga, dan gaat mijn fiets mee. Want ik móét klaar zijn, als het nieuwe seizoen begint.’
Ik geloof, dat Krols belangrijkste eigenschap gevormd wordt door zijn doorzettingsvermogen. Want om in enkele seizoenen de stap te maken van een talentvol juniortje bij de amateur-vierde-klasser Rood Wit naar die van een internationaal erkende verdediger, daarvoor is méér nodig dan een aantal eigenschappen van huis-uit. Toen Krol van Rood Wit kwam was hij één van de vele talentvolle amateurs, die Ajax voor een habbekrats inlijfde. Krols eerste contract leverde hem een vast jaarsalaris van 2500 gulden op plus een winstpremie van 60 gulden per wedstrijd. In het kampioenselftal van Rood Wit viel hij op als een stijlvolle en voor zijn leeftijd erg zelfverzekerde stopper. Hij kreeg aanbiedingen van zowat alle Amsterdamse profclubs, maar uiteindelijk koos hij voor Ajax: ‘Ik wist wel, dat het moeilijk zou worden in een topclub als Ajax, maar ik wist ook dat ik dáár uiteindelijk het meest zou kunnen bereiken. Als ik zou slagen’. (Bovendien was
| |
| |
er de wetenschap, dat het B-elftal van Ajax onder leiding stond van Cor Brom, die in het eerste elftal van VVA nog met Krols vader had gespeeld. ‘Kuki’ Krol, zoals Ruuds vader werd genoemd, genoot regionale faam als een uitgekookte binnenspeler. De band met Ajax was dus ook logisch).
Stel u van zo'n B-elftal niet veel voor. Een B-elftal, zeker bij een topclub als Ajax, hangt er maar zo'n beetje bij. Het traint niet met de selectie mee, de faciliteiten zijn, integendeel, niet met die van de fullprofs te vergelijken. De reserves van Ajax spelen voor enkele honderden toeschouwers. De entourage is er vaak aanzienlijk minder aantrekkelijk dan bij eerste of tweede klassers bij de amateurs. Belangstelling van hoofdtrainer of bestuur is er nauwelijks. Ik kan me nog goed herinneren hóé verontwaardigd de spelers van Ajax' B-elftal (mét Krol) waren, toen zij in '69 het kampioenschap hadden behaald en zij niet eens werden gefeliciteerd.
Maar altijd is er de hoop óóit de aandacht te trekken van de bonzen. Altijd is er de kans in de prijzen van de topelf te vallen. Daarom blijven de meesten nog wel enige tijd hangen. Oók al, omdat de sprong naar andere betaalde clubs vanuit bijvoorbeeld Ajax-B zeer wel mogelijk is. Maar voor veel van die spelers werkt de depressieve sfeer rond zo'n B-elftal verlammend. Bij de junioren of de amateurclubs waren zij dè middelpuntfiguren, de uitblinkers; in zo'n bijeengeraapt B-elftal zijn zij een van de naamlozen, die naar een vet contract hunkeren. Het vergt heel veel kracht om die sprong te kunnen maken. Ruud Krol lukte het. Na zijn tweede seizoen bij Ajax kreeg hij het A-contract, waaraan hij zo vaak had gedacht. Als vrije verdediger en organisator (achter tamelijk onbekende verdedigers als stopper Bruinewoud, rechtsback Van Eyden en linksback Heineman, allemaal al weer bij Ajax verdwenen) besloot hij een jaar, waarin hij zelfs de kritische Michels van zijn klasse had kunnen overtuigen. Met een aantal voetballende vrienden (bijvoorbeeld met George Bockel en Hansie Driessen) toog hij naar de Spaanse badplaats Lloret de Mar om er zich voor te bereiden op zijn eerste seizoen in de hoogste selectie.
Het toeval wilde, dat Michels juist de transactie met de van
| |
| |
Go Ahead afkomstige Nico Rijnders had rondgekregen. Michels adviseerde Rijnders ook naar Lloret de Mar met vakantie te gaan, omdat hij wist dat daar ook een aantal andere Ajacieden verbleven. Later benutte Michels die toevallige vriendschap door Rijnders en Krol altijd samen op een kamer te laten slapen. ‘Nico praatte me maar steeds moed in,’ herinnert zich Krol, en toen ik later, in de eerste trainingsweek bijna liep te sterven, dan zei hij op de kamer steeds: ‘Ruud, we gaan gewoon heel vroeg slapen, dan zijn we morgen wel weer fit genoeg.’ Het was niet vreemd, die verbondenheid met Rijnders. Beide spelers waren onzeker. Krol, omdat hij tenslotte geen idee had hoe hij zou worden opgevangen, of hij een vaste plaats kreeg, of zijn kwaliteiten ook op het allerhoogste niveau toereikend zouden zijn.
Vooral bij een man als Michels is het moeilijk zekerheid te krijgen. Als Michels ooit een ‘sfinx’ genoemd mag worden, dan betreft dat de houding, die hij ten opzichte van zijn spelers altijd heeft ingenomen. Krol vertelt bijvoorbeeld: ‘Ik had er bijna twee seizoenen in het B-elftal opzitten, toen ik een telefoontje kreeg, dat ik me bij de selectie moest melden. Ajax moest een aantal internationals afstaan, terwijl er een vriendschappelijke wedstrijd tegen Schalke zou worden gespeeld. Zonder veel poespas werd bekendgemaakt, dat ik zou spelen. Het was mijn debuut. Alles wat Michels tegen me zei was: “Maak er maar wat van.” Dat is Michels. Hij gaat er van uit, dat de speler zijn eigen weg maar moet vinden. Pas als het fout gaat, helemaal fout, grijpt Michels in.’
Met Krol ging het in die eerste wedstrijd (Ajax won met 4-2, Franz Hasil scoorde tweemaal, vlak vóór hij door Happel naar Feyenoord zou worden gehaald) bepaald niet mis, hoewel hij daarna niets meer hoorde. Pas na die eerste, voor nieuwelingen verschrikkelijk zware trainingsweek verkreeg Krol enige zekerheid. Michels gaf hem vanaf de eerste oefenwedstrijd (Manchester City, 3-3) de kans. En ook in die periode bleek, hoe Krol kan ‘afzien’, zoals het in wielertermen zo mooi wordt genoemd, wanneer iemand alle ellende, vermoeidheid en pijn kan wegbijten. Zijn greep naar de sterren lukte. In de competitie-wedstrijd tegen Sparta scoorde hij zelfs uitgesproken mooi, toen hij Jan van Be- | |
| |
veren met een 25 meter schot verraste. Vlak daarop schoot Michels uit zijn slof. Krol: ‘Op de training liep hij langs me en zei, dat het goed ging.’
Michels stond daarin niet alleen. De opvolger van de naar Feyenoord getransfereerde Theo van Duivenbode volgde hem ook op in het nationale elftal. Notabene tegen Engeland maakte Ruud Krol zijn zeer geslaagde debuut in de wedstrijd, die een bij vlagen grandioos Oranje tegen de verhouding in met 1-0 verloor. Twee maanden later schakelde Krol op Wembley Engelands veelgeroemde international Francis Lee uit. Nederland gaf de Engelsen een lesje in modern voetbal en bereikte een gelijk spel van 0-0. Later, in Mexico, sprak Lee zeer bewonderend over Krol: ‘In geen enkel Brits elftal zou Krol misstaan.’ Vlak erop, na de uitwedstrijd in Tel Aviv (januari 1970), ging het opeens mis met Krol. Hij geeft dat zelf toe: ‘Ik weet niet waaraan het lag. Misschien was het allemaal wel te snel gegaan. Er lukte me niets meer.’
En ook tóén kwam Krol terug. Wat voor een gevierde jongeman in een aan geneugten zo verleidelijke wereldstad als Amsterdam niet meevalt. Krol kreeg de reactie van de geweldige ommekeer in zijn leven. Hij was opeens alléén maar voetballer geworden. En een jongen van een jaar of twintig wil wel eens een pilsje pakken, een meisje versieren of, zo maar, de spanningen afreageren door eens lekker uit de band te springen. Een jonge profvoetballer kan dat niet doen. Hij loopt op de toppen van zijn zenuwen. Altijd weer. Hij mag niet verslappen. En dus moet hij aantrekkelijke meisjes afzeggen, als die hem voorstellen op vrijdag of zaterdag de stad in te gaan. Hij kan niet drinken, hij moet opstappen als het gezellig gaat worden. De dagen werden lang voor Ruud Krol. Met trainen alléén werden die niet opgevuld.
Dit soort spanningen zijn in de prestaties van een voetballer merkwaardig snel terug te vinden. Het pleit voor de profbewuste Krol, dat hij zelf ook inzag, dat er iets moest gebeuren. En dus werd zijn finish sterk. Michels experimenteerde zelfs door hem op de plaats van Vasovic te zetten. Natuurlijk om zich voor de toekomst veilig te stellen, maar ook omdat hij Vasco wilde prikkelen. Het werd geen succes voor Krol: ‘In het B-elftal luisterde
| |
| |
iedereen naar me. Als ik riep: eruít, dan wérd er ook naar voren gesprint. Maar oudere spelers als Pronk en Vasovic namen, en dat begreep ik wel, niet zoveel van me aan. Daardoor durfde ik ook niet zo te reageren als ik soms wel van plan was.’
Die plaats van de vrije verdediger, de organiserende corrector, is in een elftal vreselijk belangrijk. Bij die man begint het voetbal; bij die man begint orde of chaos. Vasovic zei openlijk, toen de spelers in de bus van Wembley naar het feestje in Hotel Brittania terugreden, tegen de andere spelers, wijzend op Krol: ‘Daar zit mijn opvolger.’ Krol zelf erkent, dat hij in de wedstrijden, die hij noodgedwongen vanaf de tribune moest volgen: ‘Ik betrapte me erop, dat ik het meest naar Vasco zat te kijken. Wat hij deed, hoe hij het deed. Behalve op Wembley, toen ie nerveus was, speelde hij foutloos. Ik bewonder zijn persoonlijkheid. Hij dirigeerde de hele achterhoede. Ik heb van Vasovic heel veel geleerd.’
Op de ontwikkeling van Krol heeft behalve Vasovic met name ook Piet Keizer een aanzienlijke invloed uitgeoefend. Krol heeft vanaf het begin veel ontzag voor Keizer gehad: ‘Wat Vasovic achter deed, doet Pietje voorin. Hij geeft aanwijzingen, hij neemt je plaats over. Soms roept ie tegen me: “Passeer toch buitenom, je kán het toch.” En dan doe ik het prompt. En als Pietje het heeft gezegd, dan lukt het nog ook.’ Juist om dat brutale, dat offensieve element in het spel van de vleugelverdediger Krol te brengen was de steun van Keizer nodig. Volgens Michels moeten spelers als Krol en Suurbier, opkomend, per seizoen elk ongeveer zes doelpunten kunnen maken. Met de wedstrijd leerde Krol dat ‘opkomen’ uitgekookter toepassen. Hij leerde op tijd te versnellen, zijn linkerbeen beter te gebruiken. Niet voor niets wilde Keizer al vrij snel na Krols debuut in het eerste met mij de weddenschap aangaan ‘dat Krol binnen een jaar in het Nederlands elftal zou staan.’ Ik weigerde en dat leverde me in feite twee maanden later vijfentwintig gulden op.
Ik vertelde al over dat karakter van Krol. Soms is dat in wedstrijden te merken. Ik weet nog goed, hoe Jürgen Jendrossek van de onervaren Krol ooit een hulpeloze verdediger maakte. Zijn korte wendingen en slim vrijlopen maakten Krol onzeker. Hij wist dat zelf ook. In de wedstrijden erna prepareerde Krol zich
| |
| |
extra en maakte Jendrossek geen kans. Ik denk dan ook terug aan Europa Cupwedstrijden als die tegen Celtic en Atletico Madrid. In het Hampden Park dartelde Jimmy Johnstone aanvankelijk op alle mogelijke manieren langs hem. Krol moest overtredingen maken, die soms kritieke situaties voor het doel van Ajax veroorzaakten. Johnstone maakte zelfs een doelpunt. Maar kijk dan na rust. Hoe Krol aan Johnstone klit, hoe hij steeds fanatieker gaat tackelen en hoe hij tenslotte het gevaar-Johnstone neutraliseert. Zo was het ook het geval met de lepe Madrileen Ufarte, die zich blindelings verstaat met de meesterlijke voetballer Luis. In Madrid werd Krol een helft lang dolgedraaid. Een fout van hem leidde Atletico's enige doelpunt in. Maar opnieuw zou Krol zich na rust herstellen, zijn twijfels wegbannend. Krol zegt heel rustig: ‘Een prof moet niet te beïnvloeden zijn. In ieder geval moet hij zich niet druk maken om wat er mis gegaan is. Er telt maar één ding: dat is de prestatie. Dat ik zo ben gaan denken komt door de instelling bij Ajax. En ook door Michels. Hij heeft me nooit veel gezegd, maar op de juiste momenten waarschuwde hij me door me ernaast te zetten.’
Dat waren de momenten waarop Krol dreigde te verslappen. Wanneer hij zich liet verrassen door tegenstanders, die hij normaliter gemakkelijk de baas kon. Wanneer hij er zich te gemakkelijk van afmaakte en te weinig de lange sprint naar voren maakte. Want alleen door opkomende verdedigers is het in het moderne voetbal voor een aanvaller mogelijk iets met succes te ondernemen. Het onverbiddellijke ‘niet verslappen’-principe van Michels leidde er dan toe, dat Krol niet in de basis-opstelling voorkwam. Het leidde er ook toe, dat Krol van elke inzinking leerde. Zo speelde hij, door bondscoach Fadrhonc gepasseerd voor het Nederlands elftal, in Jong Oranje een schitterende partij. Zo goed was hij in Mostar, dat zijn aanwezigheid een dag later, in Split waar de A-ploeg met 2-0 verloor, pijnlijk werd gemist. En privé heeft Krol geleerd. Hij drinkt niet of nauwelijks wanneer hij uitgaat; na woensdag is uitgaan zelfs taboe, gedurende het seizoen.
De uitstekende prestaties verleidden Michels ertoe het bestuur gunstig te adviseren op een verzoek van Krol om financiële steun
| |
| |
om een onderneming in papier en plastic op te zetten. Krol is nu ook zijn vader in de handel gevolgd - zijn vader is zijn trouwste supporter. Ruud zelf: ‘Ik praat nooit veel over voetbal met hem, als ik thuis ben. Dan gebeurt het wel 's dat ie thuiskomt en zegt: wat heb ik nou gehoord? Dan zeg ik: dat klopt. Dan is ie wel 's gepikeerd, omdat ik 'm dat niet verteld heb. Dat is nou eenmaal mijn principe. Alleen als iemand me over mijn vak vraagt, wil ik er wel over praten, anders niet. Zelfs niet met die ouwe.’
Krol is een verdediger met een grote toekomst. Hij is atletisch, hard, goed in de lucht en snel. ‘Op Wim Suurbier na zal niemand me er gemakkelijk uitlopen. Wimpie gaat steeds sneller lopen. En als Vasco zin had, ging ie óók hard.’ Krol is de laatste seizoenen voor het merendeel gebruikt in de mandekking. Als liefhebber van boksen zegt Krol: ‘Mandekking, dat is net een oorlog. Het is jij of ik.’
|
|