| |
| |
| |
Keizer
Ik zag Piet Keizer voor het eerst voetballen op een zaterdagmorgen (zomer 1960) tijdens het beroemde internationale jeugdtoernooi van ADO. Op een van de bijvelden demonstreerde de slungelachtige, nonchalante junior een fabelachtige aanleg, die vooral de kenners aansprak. Ikzelf had twee keer daarvoor met het eigen jeugdelftal van ADO aan het toernooi deelgenomen en tegen in die tijd al beroemde spelers als de Engelsen Jimmy Greaves en Bobby Tambling (Chelsea) en Hoppy Kurrat (Borussia Dortmund) gespeeld. Maar ik stond stijf van bewondering voor dat Amsterdamse kereltje Keizer, die nog veel meer indruk maakte dan die ‘grootgeschreven’ voorgangers.
Ik stond aan de lijn tussen een aantal Ajax-fans en informeerde naar die zo gemakkelijk schietende en passerende linksbuiten. ‘Oh, díé,’ werd er zeer laatdunkend geantwoord, ‘dat is Pietje Keizer. Een geweldige voetballer, maar een etter van een goser. Geen mentaliteit. Die komt er nooit. Hij heeft een straflijst, dat hou je niet voor mogelijk.’ Het was duidelijk dat die fans Keizer niet lustten, hoewel ook zij wel hadden geconstateerd dat hij een meer dan middelmatige aanleg had. Piet Keizer zelf zegt, terugkijkend naar die periode: ‘Achteraf heb ik gehoord dat een bepaalde groep bij Ajax me eigenlijk wel kwijt wilde. Maar een andere groep had wel vertrouwen.’
Toen al was Piet Keizer een voetballer over wie de meningen waanzinnig ver uiteenliepen. En dat is eigenlijk altijd zo gebleven, ook al werden zijn prestaties evenwichtiger en zijn gedrag beheerster. Keizer is een speler die ofwel fervente aanhangers, ofwel fanatieke critici heeft. Een tussenweg is er niet. Het meest typerende is wel dat vooral mensen die Keizer níét kennen hem een
| |
| |
vervelende, hautaine, uitsloverige en gemene voetballer vinden. Nog typerender is het dat iedereen die Keizer wat beter heeft leren kennen waardering voor hem heeft. Keizer: ‘Ik heb het altijd veel belangrijker gevonden dat ik goed kon opschieten met mensen met wie ik samen heb gewerkt. Als het over een wat langere periode ging heb ik haast altijd prettig met de mensen omgegaan.’
Het is goed even stil te staan bij dat prille begin van sterspeler-in-spé Piet Keizer. In tegenstelling tot hardnekkig circulerende geruchten heeft Keizer al vrij jong het idee gehad dat hij een goede toekomst had als betaalde voetballer, ook al in de periode rond 1960, toen betaald voetbal in Nederland nog een lachertje was: ‘Een onderontwikkeld gebied,’ zegt Keizer. Zou betaald voetbal op niveau in Nederland een niet haalbare kaart blijken, dan zag Keizer nog altijd het buitenland als een mogelijkheid veel geld te slaan uit zijn opvallende kwaliteiten: ‘Ik was pas 17 toen ik voor het eerst in Ajax-1 speelde. Ik kon makkelijk meekomen, het ging allemaal vanzelf. Ik had er vertrouwen in dat ik iets kon bereiken, want ik hoefde er eigenlijk maar heel weinig voor te doen en te laten.’
In dat begin was Keizer inderdáád een ‘moeilijke jongen’, wat nauwelijks impliceert dat hij later zo'n gemakkelijke voetballer is geworden. Hij was pas vijftien toen hij al mee mocht doen aan een toernooi in Enschede, waar Ajax' hoogste jeugdelftal was ingeschreven. Keizer was een virtuoos, nauwelijks te stoppen in zijn acties en zijn leeftijdgenoten ver vooruit. In vergelijking met bijvoorbeeld Cruijff was Keizer al veel verder. Misschien daardoor ontwikkelde hij zich in een voor de buitenwacht ongunstige richting. Zichzelf analyserend weet Keizer: ‘Ik was een jongen die wel kon voetballen, maar die moeilijk te hanteren was. Ik dacht namelijk: omdat ik goed kan voetballen mag ik niet door anderen geschopt worden. Dat maakte me natuurlijk erg kwetsbaar. Want als ik geschopt werd en ik vond dat de tegenstander de bal nooit meer kon raken, dan reageerde ik door terug te schoppen. Ik vond dat onrechtvaardig.’
Zo kreeg de kwalijke reputatie van het eigenzinnig talent Keizer stilaan gestalte. Een belangrijke rol speelde ook zijn optreden
| |
| |
in het Nederlands jeugdelftal (16-18 jaar). In totaal speelde Keizer vier wedstrijden mee, maar aan die reeks hield hij een officieuze schorsing van de KNVB over: hij zou wegens wangedrag voorlopig niet meer voor nationale elftallen in aanmerking komen. Aanleiding daartoe was een wedstrijd in het Europees toernooi in Lissabon tegen België die uiteindelijk in een gelijkspel (1-1) eindigde. Het radioverslag van Dick van Rijn liet er geen twijfel over bestaan dat de Nederlandse jeugd het aanzien van de natie ernstige schade had berokkend en dat dit optreden voornamelijk werd geïnspireerd door de linksbinnen van Ajax, Piet Keizer. ‘Een jaar of wat later,’ zegt Keizer, ‘is Van Rijn eens naar me toegekomen. Hij vertelde dat hem die vrij sensationele reportage van destijds niet erg lekker zat. Ik heb dat radioverslag zelf nooit gehoord, maar ik weet wel dat mijn ouders knap overstuur waren, toen ik thuiskwam.’
Wat nóóit vermeld werd is de voorgeschiedenis tot die beruchte wedstrijd tegen de Belgische junioren. Keizer vertelt: ‘Een maand daarvóór hadden wij in Antwerpen vriendschappelijk tegen België gespeeld. We wonnen daar met 3-2 en ik had in die overwinning geloof ik nogal een duidelijk aandeel. Ik speelde toen tussen Corrie Adelaar en Eddy van der Graaf in. Dat waren de Belgen niet vergeten. Toen we in Portugal weer tegen de Belgen kwamen te staan hadden zij een tactisch snufje in petto. Met nummer 9 op de rug trapte de spil af en meteen daarna is hij bij mij gaan lopen. Het was een beul van een kerel, die maar liep te schoppen. En dat leidde weer tot duidelijk revanches. Op het laatst is Willem de Vries maar naar voren gegaan - die was lichamelijk veel sterker dan ik - en ben ik maar achter gaan spelen. Ik heb me laten vertellen dat de toenmalige voorzitter van de KNVB, ik meen dat het Schröder was, een reprimande heeft gekregen van Sir Stanley Rous, die ook in Portugal was. Terwijl de scheidsrechter in die wedstrijd niet was opgetreden.’
In ieder geval: vooral sinds dat toernooi stond Keizer méér dan ooit te boek als een hoogst vervelend mannetje. In de publiciteitsmedia werd zijn talent hoog geprezen, want in het voorjaar van 1961 voetbalde amateur Keizer (17) voor de eerste maal mee in Ajax-1, uitgerekend tegen Feijenoord. Keizer: ‘Van die wed- | |
| |
strijd kan ik me drie dingen herinneren. In de eerste tien minuten kreeg ik een goede kans, maar ik schoot in het zijnet. Dat vond ik vrij stom. Daarna heb ik een bal van mijn eigen doellijn getrapt en in de laatste vijf minuten ging ik langs een paar tegenstanders, gaf een voorzet die een van de gebroeders Groot gemakkelijk had kunnen inkoppen, maar de andere wist niet hoe de situatie achter hem was, kon er net niet bij en maakte toen hands.’ Daarna maakte Keizer twee doelpunten tegen Rapiditas (bekerwedstrijd) en scoorde hij tegen PSV in een uitwedstrijd, die met 3-1 werd gewonnen. (Het is misschien aardig om de opstelling van dat elftal te geven: Hoogerman; Ouderland, Pronk, Smit; Schaaphok, Muller; Swart, Henk Groot, Westra, Prins en Keizer. Trainer was de Engelsman Vic Buckingham, die later nog een belangrijke rol in Keizers leven zou spelen).
Maar de sportpers bemerkte óók vrij snel dat Keizer weinig waarde hechtte aan publiciteit. Hij liet zich niets gelegen liggen aan journalisten en dat bezorgde hem een kwalijk imago, want vooral in die tijd was het een doodzonde om een journalist te negeren. Keizer ergerde zich vaak aan de eenzijdige berichtgeving. Hij noemt ook een voorbeeld: ‘In een wedstrijd tegen Zwitserland met Jong Oranje werd Adelaar nogal hardhandig tegen de grond gewerkt, maar er werd niet gefloten. Adelaar reageerde zijn teleurstelling af door de modder onder zijn schoen weg te vegen en die tegen de grond te gooien. Toen schreef Jan Blankers in De Telegraaf dat Adelaar met modder naar de tegenstanders had gegooid.’
Toch was er veel vraag naar Keizer, waarschijnlijk omdat hij zo ‘exclusief’ was: ‘Ik was iets nieuws voor de sportpers, een jonge speler. Maar ik had al vrij snel een bepaald oordeel over wat ik niet en wel wilde. Tegenover de sportpers was er geen mogelijkheid tot communicatie. Het was altijd in het nadeel van de spelers. Ik dacht: ik voldoe bij Ajax aan mijn contractuele verplichtingen. Als de mensen me willen zien voetballen komen ze naar het stadion. Ik begreep wel dat het publiek recht had op informatie, maar dat hoeft niet te betekenen dat ik mijn zieltje hoef bloot te leggen.’
Ervaringen met oudere journalisten als Van Rijn en Blankers
| |
| |
maakten Keizer ten aanzien van de publiciteit nog schuwer dan hij al was. En juist dat ontbreken van enige positieve publiciteit over de mèns-Keizer deed zijn impopulariteit bij de massa toenemen: ‘Als er geschreven of gezegd werd dat ik een rotjongen was, dan reageerde ik daar nooit op, al was ik het er oneens mee. Ik vond dat diegene die dat schreef dat voor eigen verantwoording deed. Als hij dat wilde zeggen, dan moest hij dat maar doen. Er was toch geen ruimte voor tegenspel.’
De vóétballer Keizer was niet te stuiten in zijn opmars naar de internationale klasse. Keizer was net 19 bijvoorbeeld, toen hij tegen de Nederlandse Antillen (8-0) zijn debuut in het Nederlands elftal maakte en meteen scoorde. Drie weken later kwam de grote teleurstelling: in Kopenhagen werd van het nietige Denemarken met liefst 4-1 verloren. Die wedstrijd werd op de TV life uitgezonden en de fenomenale ‘belofte-Keizer’ liep zich de hele avond te pletter op zijn directe tegenstander, die hij uitsluitend via persoonlijke duels probeerde uit te spelen - later is Keizer gerijpt tot een speler die vooral in de combinaties uitblinkt. Langer dan een jaar werd Keizer uit de nationale ploeg gehouden, maar tegen de Belgen maakte hij een fantastische rentree in een ontmoeting, waarin hij de enige treffer maakte (1-1). Anderhalve week later maakte Keizer deel uit van het Oranje-elftal dat in Rotterdam een van de treurigste wedstrijden uit de geschiedenis speelde en door Luxemburg met 2-1 werd verslagen. Bijna twee jaar later kreeg Keizer weer eens een kans, maar pas onder leiding van Kessler startte de merkwaardige interlandloopbaan van Keizer voorgoed in de ontmoetingen tegen België en Schotland, die beide werden gewonnen (3-1 en 3-0).
Juist in het seizoen, waarin Keizer voor Ajax stilaan goud waard werd (1963/64), gebeurde er iets verschrikkelijks, dat het leven van Piet Keizer nadien duidelijk heeft beïnvloed. Het gebeurde een week voor hij uit de luchtmacht zou afzwaaien, op 25 maart 1964 in het Olympisch stadion, in de periode dat DWS een zeer sterke ploeg had. Keizer verhaalt: ‘Het was een keiharde wedstrijd, er waren soms botsingen bij, dat was niet te geloven. Op een gegeven moment sprintten Pijlman en ik naar een stuiterende bal. Ik was iets meer op snelheid dan Pijlman en kopte de
| |
| |
bal weg op het moment dat Pijlman ook kopte. Die kopte niet de bal, maar mijn hoofd.’ Die klap was tot in de nok van het stadion te horen - opeens was het muisstil, alsof het publiek aanvoelde dat er iets ernstigs was gebeurd. Keizer weer: ‘Ik ben eruit gegaan, ik liep te duizelen, maar ik moest dóórvoetballen. Ik voelde me misselijk worden, ging weer naar de bank en toen hoorde ik wéér dat ik door moest spelen. Ik heb toen gescholden en geschreeuwd, ik verdómde 't. Ik ben met de ziekenauto naar huis gereden, waar de dokter een hersenschudding constateerde. Ik heb aanvankelijk een paar dagen thuis gelegen en poeders gekregen, maar helemaal goed was het niet. Op een gegeven ogenblik dacht iedereen dat ik maar wat lag te ijlen, maar dat was allemaal een misverstand. Ik wist erg goed wat ik deed en zei, maar ik denk dat het grapje dat ik maakte verkeerd overkwam. Wel heb ik op een gegeven moment om sterkere poeders gevraagd, maar dat is, waarschijnlijk door het weekend, een beetje misgelopen. In ieder geval moest ik voor een dagje naar het militair hospitaal Oog in Al in Utrecht, ter observatie. Toen hoorde ik opeens dat ik moest worden geopereerd omdat het niet best was.’
‘Ik vroeg toen meteen of mijn ouders wel toestemming hadden gegeven, want ik dacht dat die van niets wisten. De artsen vertelden me dat mijn ouders geen bezwaar hadden gemaakt, maar ik geloof het nog steeds niet. Dat kwam ook wel omdat ik een stel prikken had gehad, die me nogal versuft hadden gemaakt. In allerijl is toen de clubarts van Ajax, dokter Posthuma, opgetrommeld en die heeft me dingen verteld die wel zwaar wogen. Die zei zoiets van: “Laat het nou maar doen, anders ga je hardstikke dood. Het is heel dringend.” Het bleek dat er een barst in mijn schedel zat en dat er een bloedstolsel tussen schedel en hersenvlies zat. Dat moest worden verwijderd.’
Die operatie slaagde wonderwel. Keizer lag vijf weken in het ziekenhuis en genas naar zijn idee erg snel. Hoewel hij zich ‘prima’ voelde, keurden de artsen hem voorlopig af voor de voetballerij. Insiders meenden dat er aan de loopbaan van het wereldtalent Keizer een dramatisch einde gekomen was. Keizer zelf was minder pessimistisch, omdat hij zich lichamelijk en gees- | |
| |
telijk in orde waande. Keizer voelde zich opgelucht dat hij de gevolgen van die ernstige blessure onverwacht goed doorstaan had. Uit pure blijdschap reageerde hij zich af door te doen wat hij wilde. Keizer was losgeslagen. Hij leidde een onregelmatig leven, rookte en dronk meer dan voor een sportman goed is, werkte niet en gedroeg zich in alles als iemand die een loopbaan als voetbalprof had opgegeven.
Als zo vaak was dat schijn: Keizer is wat zijn gevoelens betreft een introverte figuur, die zich eerder schaamt om zich bloot te geven, hoewel hij au fond bijzonder gevoelig is. En die ‘gedwongen vakantie’ was voor hem niet meer dan de aanloop tot wat de werkelijke voetballer Keizer zou gaan worden. Onder leiding van jeugdtrainer Jany van der Veen (Keizer: ‘Die kwam elke morgen om me te trainen, anders had ik toch maar tot 2 uur 's middags op mijn bed gelegen’) en met steun van trainer Vic Buckingham, die weer bij Ajax terug was (Keizer: ‘Buckingham nam de angst voor een groot gedeelte weg door te vertellen dat mijn blessure in Engeland zeer vaak voorkwam. Dat heeft me geholpen’), begon Keizer stilaan weer te trainen om het weelderige, maar wel overtollige vet weg te werken.
Wat méér was: de operatie, met alle sores eromheen, heeft Piet Keizer voor de rest van zijn leven beïnvloed. Met het einde van een zo veelbelovende loopbaan zo duidelijk voor ogen leerde Keizer méér dan ooit relativeren. Hij realiseerde zich hoe kortstondig en vluchtig de roem wel was. Keizer kreeg oog voor ándere dingen: voor een beetje persoonlijk geluk. Het is dan ook erg logisch dat Keizer zich voornamelijk in beperkte kring ophoudt, het liefst bij hemzelf thuis, met echtgenote Jenny (dochter van Han Hoopman) en hun zoontjes Pietje en Rinze. Voor Keizer is het niet erg relevant wat de buitenwereld zegt of denkt. Hij beoefent zijn vak, dat van voetballer, erg serieus en houdt daarnaast van ‘alle dingen die het leven prettig maken’. Keizer leerde bijzonder goed wat ‘afstand nemen’ betekent. Misschien ook daardoor komt hij bij de buitenwacht minder sympathiek over dan hij in werkelijkheid is.
Want één ding staat vast: Piet Keizer is voor mij in Nederland de voetballer met de sterkste persoonlijkheid. Ik heb hem de afge- | |
| |
lopen jaren privé vrij intensief meegemaakt en ik heb herhaaldelijk vastgesteld dat Keizer vooral veel gevóéliger is dan hij wil doen voorkomen. Keizer is intelligent: als geen ander is hij met zijn vak bezig. Keizer is ook een vaderfiguur: ‘Ik heb bijna overal waar ik was iets meegemaakt dat problemen schiep. Als ik ergens bij betrokken ben, of ik dat nou alleen ben of als onderdeel van een groep, en ik vind iets niet rechtvaardig, dan ga ik daar over 't algemeen tegen in, ja.’ Keizer is ook erg zakelijk: zowel privé in het zakendoen als in zijn manier van voetballen is hij direct, zonder franje, op de man af.
De voetballer Keizer is als geen ander veranderd naarmate het voetbal zelf anders werd. Keizer zélf onderscheidt eigenlijk twee fases in zijn voetballeven: dat van semiprof en dat van fullprof, dat ongeveer gelijk werd ingevoerd met het in dienst komen van Michels, aanvang '65. Keizer: ‘Eigenlijk moet je dat verschil nader omschrijven als amateur- en betaald voetbal. Als betaald voetballer ben je tegenover het publiek, de club en je medespelers meer verplicht. Vooral als je ziet welke bedragen er omgaan. Toen ik 20, 21 was had ik nog geen idee dat het publiek zo'n belangrijke factor is. In die tijd kwam er toch wel voldoende publiek om de zaak rond te krijgen.’
Aanvankelijk was Keizer een speler die voornamelijk voor zichzelf voetbalde. Soms deed hij kwartieren lang niets om er dan met drie of vier grandioze acties voor te zorgen dat hij toch de meestbesproken voetballer was. Dat kón ook nog, in de begintijd. Keizer had toen bovendien in het veld nog weinig zelfdiscipline: ‘Als iemand mij schopte en er werd niet tegen opgetreden, dan kreeg ik het idee dat ik vogelvrij verklaard was. En dat ik dan zelf maar iets terug moest doen. Het kwam wel voor, als iemand mij een schop gaf, dat ik meteen terugschopte.’ Stilaan is daarin verandering gekomen, al werd Keizer in november '67 van het veld gestuurd toen hij in de interland tegen Joego-Slavië een trappende beweging naar Holcer maakte, nadat die Keizer in een secondenlange onopgemerkte houdgreep had gehouden. Voor het overige heeft Keizer zich aangepast aan de kwalijke trend, zoals die het huidige topvoetbal beheerst. In het voornamelijk via de mandekking gereguleerde voetbal-van-nu ontstaan | |
| |
overal op het veld tweemans-oorlogjes, waarbij de bal vrijwel nooit in de buurt is. Keizer weert zich in die oorlogjes naar ‘behoren’. Hijzelf spreekt van een ‘wat gecontroleerder vorm van overtredingen.’
Keizer heeft bovendien zijn zelfzuchtigheid afgelegd. Hij is voornamelijk een speler geworden die zich in dienst van het elftal stelt. Door ervaringen wijs geworden heeft hij zich minder kwetsbaar gemaakt door de bal snel te leren spelen. Er zullen maar weinig voetballers ter wereld zijn die dat beter kunnen dan hij. Keizer heeft namelijk een zuiver ‘oog’ voor de situatie, zoals Cassius Clay ‘oog’ heeft voor de bewegingen van zijn tegenstander. In de voetballerij heet die zo belangrijke, maar schaarse eigenschap ‘overzicht’. Voordat Keizer de bal in bezit krijgt weet hij vaak al wat hij gaat doen. Het gros van de voetballers is zo met de bál bezig, dat ze pas daarná kijken waar de bal vervolgens heen moet. Die kostbare seconde tijdverlies maakt het voor de meeste voetballers moeilijker dan nodig is. Keizer daarentegen heeft het vaak makkelijker dan de rest, omdat bij als het ware een extra-dimensie in zijn spel heeft ontwikkeld. Daardoor is het voor Keizer ook gemakkelijker de bal direct te spelen. Het publiek onderkent maar zelden het knappe van Keizers spel, omdat het zo simpel líjkt. Keizer zelf zegt zeer terecht: ‘Simpel is 't moeilijkst.’
Dat oog voor de situatie maakt hem ook in de directe duels zo razend gevaarlijk. Geen ander dan Keizer kan een tegenstander op een zo simpel lijkende manier passeren. Keizer neemt in die persoonlijke duels ook vaak risico's. Als hij passeert, dan doet hij dat door messcherp langs een tegenstander te gaan om zo weinig mogelijk tijd te verliezen en zo gunstig mogelijk uit te komen, wat niet zelden mislukt. Keizer calculeert dat risico in - juist omdat hij niet bang is voor mislukkingen maakt hij soms de prachtigste openingen. Risico's neemt hij bijvoorbeeld ook met vrije trappen. Het heeft er veel van weg dat een vrije trap van Keizer ofwel het stadion uitvliegt of in de bovenhoek terechtkomt. In zijn eerste jaren bij Ajax schreef Keizer geschiedenis door in een topper tegen PSV een vrije schop over het muurtje langs Bals te schieten op een manier, die wekenlang stof tot
| |
| |
gesprek in voetbalkringen tot gevolg had. Later draaide hij een vrije trap langs de maaiende armen van Jean Trappeniers, de doelman van het Belgische elftal, die waarschijnlijk nog nooit in zijn leven een zó met effect geladen bal te verwerken heeft gekregen. En wie vergeet die formidabele trap, waarmee hij het eerste doelpunt maakte in de thuiswedstrijd tegen Atletico Madrid en waarin hij al zijn venijn legde, nadat hij seconden daarvóór door Eusebio was neergehaald? Over die traptechniek zegt Keizer: ‘Het is niet zo moeilijk een vrije trap op doel te mikken, ook al staat er een muurtje. Maar ik ben er door de jaren heen van uitgegaan dat een doelman weinig moeite heeft met zo'n bal. Dan heeft het dus weinig zin een vrije trap op die manier te nemen. De kunst is de bal dáár te krijgen, waar de keeper er net niet bij kan. Dat is verschrikkelijk moeilijk. Daarvoor moet je de bal precies zó raken, dat-ie langs of over het muurtje in de onbeschermde hoek komt.’
Ik geloof dat Keizer vaak nog wordt ondergewaardeerd, omdat zo weinig mensen beseffen hoe moeilijk het is om een bal direct te spelen in plaats van de bal eerst aan te nemen en vervolgens een of twee man voorbij te dribbelen. Keizer is, zou je kunnen zeggen, té goed voor de massa. Dat neemt niet weg dat hij in de loop der jaren bij tal van grote buitenlandse kenners enorme indruk heeft gemaakt. Zij hebben hem hoger aangeslagen dan de meer populaire Johan Cruijff, al zijn er ook zeer veel, die menen dat Cruijff-Keizer als duo op zijn sterkst is. In zijn rubriek in Voetbal International heeft Nico Scheepmaker treffend geschreven: ‘Een opmerkelijk punt daarbij is, dat Keizer als de aangever fungeert en Cruijff als de afmaker. Je zou ze kunnen vergelijken met Johnny (Cruijff) en Rijk (Keizer), of met Walden (Cruijff) en Muyselaar (Keizer); de een bereidt de grap voor, de ander scoort het doelpunt: applaus voor beide artiesten! Piet Keizer is onzelfzuchtig.’
Dat klopt. Keizer eist voor zichzelf vrijwel nooit willens en wetens de hoofdrol op. Maar als prof is bij hem steeds sterker het idee van het teambelang centraal komen staan: vreemd is het níét dat hij na Vasovic als aanvoerder werd gekozen. Keizer is binnen en buiten het veld de ware leider van de Ajacieden. In het
| |
| |
veld bepaalt hij het ritme, buiten het veld bepaalt hij de instelling. Daarbij strijdt hij voortdurend voor de rechten van de profvoetballer, al wordt hij in dat streven vaak in de steek gelaten door collega's die minder konsekwent handelen dan hijzelf gewend is. Keizer is namelijk een man van principes, die hij vrijwel niet wil prijsgeven.
Keizer verschilt dan ook hemelsbreed van Cruijff. De relatie tussen Nederlands meestbeschreven duo is van losser aard dan menigeen geneigd is aan te nemen. Aanvankelijk aanbad Cruijff de vier jaar oudere Keizer. Toen Keizer al een vedette was in Ajax-1 was Cruijff een talentvol ventje in een elftal met op die leeftijd veel betere voetballers dan hijzelf. Keizer was Cruijffs voorbeeld toen hij in het eerste kwam. Keizer: ‘Zijn manier van doen, in de wedstrijd en daarbuiten, sprak mij wel aan. Door het voetballen ontstond een band.’ Toen ook ontstond het ‘onafscheidelijke’ duo Cruijff-Keizer. Maar dat duurde niet zo lang. Keizer zegt: ‘Ik merkte dat Cruijff zijn eigen weg wilde gaan en op sommige gebieden heel andere ideeën had dan ik.’ Daarbij kwam dat zowel Cruijff als Keizer vrij snel achter elkaar trouwden, zodat er ook een natuurlijke verwijdering plaatsvond.
Toch geeft Keizer wel toe dat de steeds groeiende publiciteit rond Cruijff hem wel 'ns dwars zat: ‘Ik vond dat de publiciteit rond Cruijff soms in geen verhouding stond tot de rest, inclusief mijzelf. Aan de andere kant heeft mij dat persoonlijk wel geholpen. Niet dat het me dwars zat dat iedereen over Cruijff sprak of schreef, want door die gezonde rivaliteit ging ik ook beter voetballen.’ Keizer, lange tijd de onbetwist meestbesproken voetballer van Nederland, accepteerde het toch niet dat hij zowat naar het tweede plan werd geschoven. Dat was bovendien niet in overeenstemming met zijn kwaliteiten, die ánders zijn dan Cruijff, maar daarom niet minder. Nu Cruijff zich door het contract van zeven jaar voorgoed aan Ajax gebonden heeft voorspelt Keizer: ‘Johan en ik hebben nu dezelfde belangen. Daarom is de band weer wat strakker.’
Vooral op het gebied van de publiciteit en reclame verschillen Cruijff en Keizer hemelsbreed. Cruijff kwam in de belangstelling op het moment dat een nieuwe generatie sportjournalisten een
| |
| |
Alwéér een doelpunt in De Meer. Barry Hulshoff feliciteert Nico Rijnders (6), Johan Neeskens (7), Johan Cruijff (14) en Gerrit Mühren (9).
| |
| |
Barry Hulshoff privé: eigentijdse outfit, eerder luisteren dan praten.
| |
| |
De eenvoud van Piet Keizer: Sparta's Gerrit ter Horst(rechts) is de weg kwijt, clubgenoot Jan van der Veen raakt het been, niet de bal. Scheidsrechter Lau van Ravens staat uiteraard in de buurt.
| |
| |
Pief Keizer in een ‘totale’ val, veroorzaakt door een bewonderaar: Van Hanegem ligt al op de grond. Op een rijtje: Johan Cruijff, Nico Rijnders, Wim Suurbier.
| |
| |
Aanvoerder Piet Keizer in debat met de grimmig kijkende scheidsrechter Jef Dorpmans tijdens de geruchtmakende wedstrijd Ajax-FC Den Haag (1-0) waarin met name Cruijff en Dick Advocaat met elkaar overhoop kwamen te liggen. Op de rug Simon van Vliet (15), juist zichtbaar FC Den Haags aanvoerder Aad Mansveld, rechts Van Dijk. De meeste voetballers praten even goed als ze voetballen.
| |
| |
Keizers kritische oogopslag.
| |
| |
Ruud Krol drinkt wat, Gerrit Mühren kijkt even vies als hij eruit ziet.
| |
| |
Een kwintet Mührens. Links Jacky en Peter. Daarboven Arnold, Gerrit en Jan, poserend in een boot op de dijk.
| |
| |
greep naar de macht deed. Dat kwam de populariteit van Cruijff ten goede, wat weer tot gevolg had dat de jonge garde van de sportpers de greep naar de macht in de meeste gevallen met succes kon voltooien. In die ontwikkeling had het ook voor Keizer wat meer zin samen te werken met een aantal sportjournalisten. Hij werd tegenover hen veel minder stug, al zorgde Keizer er, in tegenstelling tot Cruijff, wel voor dat zijn privé-leven zoveel mogelijk beschermd werd.
Terwijl Cruijff voor elke TV-uitzending, foto of reclame te vangen was, wanneer daar een redelijke vergoeding tegenover stond, had Keizer andere principes: ‘Ik deed iets wanneer ik dat leuk vond of wanneer ik er zóveel geld voor kreeg, dat het niet meer verantwoord was “nee” te zeggen.’ Keizer had de gewoonte een naar zijn gunsten dingende firma dermate hoge bedragen te noemen, dat zij geschrokken elk volgend contract meden. Maar langzamerhand werden Ajax (en daarmee Keizer) zo ‘in’, dat de reclamebureaus ook aan de hoogste financiële eisen voldeden. Zó verscheen Keizer in de beroemde advertenties, waarin hij te kennen gaf ‘vier à vijf koppen thee te drinken’ na afloop van de wedstrijd; zó verscheen Keizer in sommige TV-uitzendingen: altijd stond er een adekwate vergoeding tegenover. ‘Cruijff,’ weet Keizer, ‘is bovendien veel geschikter voor de publiciteit dan ik ben.’
Keizer is ook iemand met een onvoorstelbaar fijn gevoel voor humor, uitmondend in een nauwelijks op te tellen aantal practical jokes. Die droge humor is vaak te gèk. Kenmerkend voor Keizer is bijvoorbeeld het verhaal van een andere Amsterdammer, Jopie Butter, jarenlang een gevreesd rechtsachter bij Go Ahead en in vele wedstrijden een verbitterd tegenstander van Keizer. In de belangrijkste wedstrijd tussen Go Ahead en Ajax, voor de halve finales van het bekertoernooi in Deventer, moest er worden verlengd. Butter: ‘Het was een vreselijke slijtageslag geweest en omdat het zo warm was, was iedereen zowat uitgeput. Na de eerste verlenging liepen Piet en ik samen weer het veld op, meer dood dan levend. “Op mij hoefje niet meer te letten, Jopie, ik kan geen stap meer verzetten,” zei Piet tegen me. Ik was daar wel blij om en dacht: dan hoef ik me dat laatste kwartier ten- | |
| |
minste geen zorgen meer te maken. We hadden nog maar net afgetrapt of Piet krijgt die bal, gaat me daar drie à vier man voorbij en maakt het winnende doelpunt. Ik heb nog iets geroepen als “wat flik je me nou”, maar later moest ik er tóch om lachen, of ik wilde of niet.’
Dat soort verhalen kunnen voetballers in Nederland volop vertellen als Keizer ter sprake komt. Onder voetballers geldt vooral Keizer, meer dan Cruijff, als de beste voetballer: juist de insiders waarderen zijn manier van spelen. Ik heb Wim van Hanegem eens voor de TV mogen interviewen en toen zei ie over Keizer: ‘Als ikzelf niet voetbalde ging ik elke wedstrijd naar Ajax kijken. Alleen om Keizer te zien.’ Andersom heeft Keizer ook waardering voor Van Hanegem, die buiten het veld ook voor elk geintje ‘in’ is. Keizer zelf over die humor: Ik kan soms verschrikkelijk lachen om iets. We speelden tegen FC Den Haag en ik had gehoord dat mijn tegenstander, Thijs Wijngaarde, maagklachten had. Na een kwartier moest hij worden vervangen. Toen vroeg ik: ‘Werken je pillen niet?’ Keizers voornaamste hobby's (hij is een meester in allerlei behendigheidsspelletjes als kaarten, pokeren, biljarten) zijn vissen en Herman van Veen. Ik heb het vaak meegemaakt, dat wij ergens waren en dat hij iemand tegenkwam die ook een liefde had voor de vissport. Dan ben je Keizer op zijn minst een half uur kwijt. Dan gaat het over een ‘fijne stek’, over ‘vergunningen’, over ‘hengels’ en over ‘ruisvoorns’. Keizer: ‘Daar moet je oog voor hebben, voor dat vissen. Lekker in je bootje, of het nou mooi weer is of dat het regent, 's Morgens vroeg er al uit met je thermosflesje koffie. Die stilte, die rust. Je krijgt alle gelegenheid om over alle grote of kleine problemen na te denken. Maar als er een visje aankomt, ben je al die problemen op slag vergeten. Dan moet je eerst dat visje even vangen. Ik heb doelpunten gemaakt voor 65.000 toeschouwers, maar weet je wel wat 't betekent, als je zo'n snoekbaars aan je lijntje hebt?’
Keizer is een uitstekend sportvisser. Vorig seizoen bijvoorbeeld won hij bij Ajax de jaarlijkse viswedstrijd, die het seizoen op een prettige manier afsluit (alleen dreigde de gezellige stemming na afloop in de Oester-bar even verstoord te worden door de mededeling van Michels dat hij Ajax zou verlaten - het was de avond
| |
| |
vóór dat de volgende morgen wereldkundig werd gemaakt). Ajax' supporters Hoopman en Blankert peuteren dan bij bemiddelde fans een schat aan cadeaus los. Keizer had de eerste prijs met een totaal van 33 vissen ('Het is een kunst een vis op het juiste moment vast te slaan) en won een draagbaar TV-toestel, tastbaar bewijs van een hobby waarover hij van tijd tot tijd lyrisch kan worden.
Dat geldt ook voor Herman van Veen. De man die zelf vanaf zijn zeventiende als een idool behandeld is, heeft in Van Veen een eigen idool gevonden. Keizer: ‘Die jongen is uniek. Dat raakt me. Het komt allemaal op me af alsof het echt is. Van Veen is direct, er komt geen komedie bij. Sommige dingen die hij doet of zingt mogen deprimerend werken, het is allemaal wel erg duidelijk.’
Ook over voetballen is het goed praten met Keizer. Nóg minder dan Cruijff zal hij opscheppen over een goede actie of een geslaagd doelpunt. Integendeel: als ik Keizer en zijn vrouw 's zondagsavonds na de wedstrijd spreek, dan zal hij het nooit over de wedstrijd zélf hebben. Vaak relativeert hij zelf een doelpunt. Als hij een bal steenhard heeft ingeschoten zegt hij tegen verslaggevers wel 'ns: ‘Ik moest toch die kant op’; als je hem vraagt hoe hij een bepaalde bal nou raakte, met binnen- of buitenkant, met of zonder effect, vol of half, is alles wat hij zegt: ‘Hoe ik 'm raakte? Goed!’ Keizer heb ik nog nooit horen opscheppen, ook al heeft hij dingen gedaan die de besten ter wereld hem niet kunnen verbeteren. Die bescheidenheid is niet vals, het is te verklaren uit de nuchtere zakelijkheid waarmee Keizer het voetballen ervaart. Wel wordt hij fel als er gesproken wordt over het ‘aanvallende Braziliaanse voetbal’ bijvoorbeeld. Dan zegt hij: ‘Wát aanvallend voetbal? Het meest aanvallende voetbal ter wereld wordt in De Meer gespeeld. Ik zou best naar Brazilië willen om er eens rond te kijken. Als ik daar zou voetballen zou ik zeventig kunnen worden.’
Keizer denkt ook veel over zijn vak na: behalve over het voetbal zelf ook over de randverschijnselen. Hij is een van de voetballers die het hardst gewerkt hebben aan het verbeteren van het aanzien van het jonge vak ‘voetballer’. Keizer vindt voetballen
| |
| |
ook nog altijd boeiend: ‘Omdat in detail nooit twee keer exact hetzelfde voorkomt. Ik verbaas me wel 'ns over sommige spelmomenten. Dan denk ik vaak: ik wist niet dat zoiets ook nog mogelijk was in de voetballerij. Dat merk je steeds weer.’ Wat hem ook intrigeert: ‘Als je nadenkt over bepaalde situaties of wedstrijden, dan zijn er altijd dingen die je niet kunt verklaren. Tegen FC Twente uit bijvoorbeeld, de eerste competitie-wedstrijd onder Kovacs, speelde ik een eerste helft, die was verschrikkelijk slecht. Niks lukte me. Terwijl het in de tweede helft opeens allemaal veel beter ging. Dan ga je dat analyseren. Je gaat na of je wel geconcentreerd was, of je wel genoeg steun had van je medespelers en zelfs als alles in orde blijkt te zijn vind je géén verklaring voor wat er misgegaan is.’
Juist in de periode-Kovacs is gebleken hoeveel Keizer voor het geheel over heeft. Als aanvoerder is hij er op uit geweest Kovacs te helpen waar hij kon. Harder dan ooit heeft hij in het competitie-begin gewerkt, verantwoordelijk als hij zich voelde voor het wel en wee van Ajax (wat trouwens ook Keizer zelf in zijn verdiensten ten goede kwam - een omstandigheid die de zakenman Keizer belangrijk genoeg oordeelt). Bovendien was er een andere reden voor Keizers plotselinge dadenkracht búíten het veld: het installeren van een spelersraad, het zoeken naar een manier inspraak te krijgen en nog veel meer kleinere zaken. Keizer heeft zich onder Michels vooral de laatste seizoenen noodzakelijkerwijs ingehouden. Het is niet te veel gezegd wanneer ik beweer: Keizer en Michels lagen elkaar niet.
Als Keizer het afstandelijk formuleert zegt hij: ‘Michels had het idee dat je in profvoetbal keihard moet zijn en dat je alle menselijke factoren moet uitschakelen. Omdat ik in wezen niet ongevoelig ben had ik daar vaak een andere mening over. Volgens mij heb je die menselijke gevoelens juist hard nodig, omdat je met een team werkt. Je kunt het wel enigszins scheiden, maar je kunt het niet helemaal wegcijferen, zoals Michels het deed. Tenminste in een heleboel dingen niet, nee.’
Michels ergerde zich vaak aan Keizer, omdat Keizer weigerde zijn persoonlijkheid weg te moffelen. Keizer had vaak kritiek en aarzelde niet daarmee voor de dag te komen. Michels zag in
| |
| |
Keizer een doorlopend en ondermijnend gevaar voor zijn gezag, vooral omdat hij de invloed van Keizer op de rest van de spelers kende. Eigenlijk vanaf het begin is de verhouding allerminst ideaal geweest, al waren er korte periodes dat alles normaal functioneerde. Maar vooral na de uitwedstrijd tegen Arsenal, in het voorjaar van 1970, toen Ajax met 3-0 werd geklopt in het toernooi om de Runners Upbeker, is de relatie Michels-Keizer verschrikkelijk gespannen geweest. Ik ken zowel Michels als Keizer vrij goed en ik heb me altijd afgevraagd: hoe was die verwijdering tussen twee zulke intelligente mensen mogelijk? Vooral omdat het duidelijk was, dat zowel Keizer als Michels onder de spanningen leden.
Keizer is veel te trots om zich als een onpersoonlijk nummer te laten behandelen. Keizer is een vedette, en nog een verstandige ook. Michels wenste geen onderscheid te maken. Hij kankerde eerder op Cruijff en Keizer dan op de rest. Bovendien ergerde hij zich eraan dat Keizer niet altijd deed wat er van hem verwacht wordt. Michels kan er niet tegen als de onzekerheidsfactor te groot wordt. Al vrij kort na Michels' entree ontstond er een ernstig verschil van mening tijdens een trip naar Spanje, waar Ajax, zojuist kampioen geworden, als sparringpartner van het Spaanse nationale elftal zou fungeren. Door het slechte weer werden enkele vluchten naar La Coruna, waar de wedstrijd zou worden gespeeld, afgelast en Keizer durfde niet meer met een in allerijl te voorschijn getoverd toestel te vliegen. Dus huurde hij een auto en reed de 600 kilometer naar La Coruna in zijn eentje. Keizer: ‘'s Avonds in een hotel belde ik naar Ajax om te vragen of het nog zin had door te rijden. Het antwoord was ja, ik zou de tweede helft meedoen. Dat gebeurde niet, ik blééf reserve. Ik mocht ook de auto niet terugrijden, al hadden sommige spelers aangeboden dat ze met me mee wilden rijden om af te wisselen. In plaats daarvan reed het bestuur die wagen terug...’
Keizer bleef, zoals gepland, voor vakantie in Spanje achter, maar aan het begin van het seizoen stond hij er de eerste wedstrijden wéér naast. De spanning was begonnen. Keizer kende, vanuit de horeca-bedrijven van zijn schoonvader, Michels vrij goed: Michels en Hoopman waren goede vrienden. Keizer her- | |
| |
innert zich zelfs nog gekaart te hebben met Michels, toen die op het vakantieverblijf van Hoopman, in het Noordhollandse Oudendijk, te gast was. Dat nam niet weg dat de ruzietjes steeds talrijker werden, de incidenten vinniger en de verwijdering groter. Hoewel het intern bleef was het in de boezem van Ajax langzamerhand geen geheim meer dat Michels en Keizer als twee kemphanen tegenover elkaar stonden. Het bestuur van Ajax zat in een lastig parket, omdat sterspeler Keizer net zo moeilijk gemist kon worden als de bewierookte trainer Michels.
Keizer ergerde zich het meest aan wat hij een ‘gebrek aan openheid’ van Michels noemde: ‘Als een trainer zegt: we gaan het zo en zo doen, dan hebben we de meeste kans op succes, waardoor ikzelf zoveel mogelijk geld verdien en ook jullie geld verdienen, dan vind ik dat eerlijk. Maar Michels deed het voorkomen alsof hij alles voor ons deed in plaats van voor zichzelf. Daar kon ik niet tegen.’ Er waren tijden dat Michels en Keizer geen woord met elkaar wisselden: Keizer speelde voor wat-ie waard was en Michels liet hem in ruil daarvoor met rust. Er waren ook tijden dat de communicatie weer langzaam op gang kwam, maar dat duurde nooit erg lang, omdat de vrede er een van kunstmatige aard was. In ieder geval bleek nà Arsenal, toen Keizer zich ten opzichte van de spelers duidelijk uitsprak en alle bestaande misverstanden wegwerkte, dat de spelers de kant van Keizer kozen, toen Michels hen voorstelde Keizer uit de selectie te stoten.
De voortdurende conflictsfeer maakte zowel Keizer als Michels rijp voor het vertrek bij Ajax. Keizer wilde best bij Ajax weg, al had hij een contract tot '73 en dus nog drie jaar voor de boeg; Michels kwam pas tijdens het wereldtoernooi in Mexico enigszins tot bezinning. Vooral het incident na de wedstrijd tegen SVV, toen de spelers zich onder aanvoering van Keizer beraadden over eventuele stappen tegen de maatregel Bals, Mühren en Hulshoff te passeren, zat Michels hoog.
De zakelijke tegenstelling die er bestond tussen Keizer en Michels was ongemerkt uit de zakelijke sfeer getrokken.
Het pleit wel voor de instelling van Keizer dat hij aan het begin van het seizoen, waarin Ajax tenslotte de Europa Cup zou winnen, naar Michels is toegestapt om hem een compromis- | |
| |
voorstel te doen.
Het was voor Keizer een geweldige concessie, die hij pas deed nadat hij zijn eigen belang ten opzichte van dat van zijn gezin had afgewogen.
Ook voor Michels was de stap niet gemakkelijk: naar buiten zou het lijken alsof zijn macht tanende was. Het resultaat was dat Keizer zijn beste seizoen ooit speelde, omdat hij wist dat juist híj harder moest werken dan alle anderen om zijn uitzonderingspositie waar te maken. Zelfs in dat laatste seizoen nog kwam het tijdens een drukbezochte training tot een openlijk conflict, als teken van de ongezonde verhoudingen. Ik geloof dat ook door de factor-Keizer Michels het uiteindelijk beter oordeelde te vertrekken: de situatie was voor beiden onhoudbaar geworden, hoewel Keizer realist genoeg is om Michels na te geven dat hij ‘verschrikkelijk hard gewerkt heeft en veel goede dingen bij Ajax heeft ingevoerd, die we ook onder Kovacs moeten proberen vast te houden.’
Keizer is opgelucht nu Michels weg is bij Ajax. In de zeseneenhalf jaar dat zij ‘samen’ hebben gewerkt heeft Keizer veel moeten wegslikken. Want ook over de manier waarop er gevoetbald moest worden verschilden Keizer en Michels in belangrijke mate van mening, anders nog dan de verschillen in de persoonlijke sfeer die tot steeds meer pesterijtjes over en weer gingen leiden. Ik herhaal het, op mij zijn die ruzies altijd wat vreemd overgekomen, al had ik zowel voor het standpunt van Keizer als voor dat van Michels begrip. Voor Michels was Keizer een vervelend buitenbeentje (hij sliep niet voor niets samen met de andere rebel, Vasovic), voor Keizer was Michels niet altijd aanvaardbaar, omdat hij bijvoorbeeld niet geloofde in de oprechtheid van diens methode. Niettemin heeft Keizer Michels altijd geaccepteerd als trainer van Ajax, met alle konsekwenties van dien.
Afgezien van de vreemde relatie Michels-Keizer is Keizer tóch al de meest intrigerende van de Ajacieden. Waarschijnlijk zal Ajax proberen het contract te verlengen, zodat Keizer langer dan tot zijn dertigste aan Ajax verbonden zal blijven. Die kans zit er wel in: Keizer heeft ingeschreven voor een trainerscursus die tot 1975 duurt. Het meest voor de hand liggend is dat Keizer | |
| |
na afloop van zijn loopbaan als voetballer in zaken gaat. Hij heeft inmiddels zelf een eind gemaakt aan een zaak in Perzische tapijten in Alkmaar, die hij met een compagnon dreef. Keizer heeft wel gevoel voor zaken doen en zal zijn geld niet aan onbenullige dingen besteden. Naast het grachtenhuis aan de Prinsengracht, waar hij gewoond heeft, is hij nu eigenaar van een fraaie woning in Buitenveldert, tegen het Amsterdamse Bos aan. Voornaamste motief: geschikter voor zijn kinderen.
Keizer is ook zeer geïnteresseerd in de journalistiek. Hij formuleert bijzonder raak en helder en heeft enige tijd een eigen rubriek in het Parool gehad. Ik heb met Keizer ook herhaaldelijk in de clinch gelegen over bepaalde artikelen of koppen boven een interview of verslag. In die gevallen doet Piet Keizer zich kennen als een Pietje Precies, die over de kleinste details kan vallen, omdat hij, zoals gezegd, erg principieel is. Dat kwam ook tot uiting na de straf die hem werd opgelegd naar aanleiding van de maatregel die de Westduitse scheidsrechter Tschenscher nam door hem in november '67 in de interland tegen de Joegoslaven uit het veld te sturen. Keizer werd toen voor zijn club, Ajax, gestraft met een schorsing van liefst vijf wedstrijden. Keizer weigerde vervolgens principieel voor het nationale elftal te spelen, totdat het reglement was aangepast in die zin, dat een speler die een overtreding maakt in het nationale team, ook alléén voor het nationale team gestraft kan worden. Twee jaar later was dat zover en kon Keizer voor de zoveelste maal na een lange onderbreking het Oranje-shirt aantrekken tegen de Engelsen, die in januari '70 op Wembley werden bedwongen.
Piet Keizer is zonder meer een fenomeen: qua persoonlijkheid en qua voetballer. Hij lijkt stug, maar is dat niet. Hij heeft alleen nooit zin om naar de praatjes van wildvreemden te luisteren, maar voor mensen die hij kent is hij erg hartelijk. Keizer koketteert ook nooit met zijn bekendheid, tegen vreemden is hij erg gesloten. Hij heeft veel belangstelling voor anderen, voor de mensen in zijn omgeving die het moeilijk hebben, al zegt hij: ‘Ik ben niet zo iemand die me aan anderen opdring.’ Het is maar goed dat Keizer gretiger is dan hij wil doen voorkomen, anders had hij het eind '64 nooit kunnen opbrengen terug te komen tegen
| |
| |
de verwachtingen van de buitenwereld in. Keizer: ‘Ik weet nog goed hoe dat ging, toen ik voor de eerste maal moest koppen. Eerst heel voorzichtig, heel zachtjes. Toen dat goed ging was de angst weg.’
Het duurde nog een maand of drie vóór Keizer weer de vorm terugvond en juist zijn klasse hielp Ajax toen in de Eredivisie te blijven. Zijn dankbaarheid tegenover de mensen die hem in die moeilijke periode hielpen was groot, al loopt Keizer nooit met zijn attenties te koop. Jany van der Veen, die bij Ajax heel veel gedaan heeft herinnert zich: Het was een of ander avondje, ik weet niet meer precies waar het om ging, maar na afloop werden mijn vrouw en ik aan de bar uitgenodigd door Piet Keizer. Ik had vlak daarvoor 100 gulden van 'm geleend, omdat ik een stel kaarten moest betalen en geen geld bij me had. Ik wilde Piet dat geld terugbetalen, maar toen zei ie: ‘Gaat u van dat geld maar eens lekker de stad in om een etentje te pakken met uw vrouw.’
Dát nu is Piet Keizer ten voeten uit.
|
|