| |
| |
| |
De keuze van schoolmeester Haan
Op het moment, dat Arie Haan definitief de kop liet zakken, na bijna vier jaar lang vruchteloos aan de poort van Ajax' eerste elftal te hebben geklopt, schaarde hij zich opeens bij de rij van volwaardige topspelers. Nadat hij voor de zoveelste maal, in zíjn ogen dan, zonder enige vorm van proces opzij gezet werd op het moment, dat hij een kans had moeten krijgen, gooide hij de handdoek in de ring. Op een bruiloft, de dag voor de wedstrijd tegen AZ '67, liet hij de plichten van een profvoetballer voor wat zij zijn en kwam om drie uur 's nachts enigszins vrolijk het huis weer in. Om later die morgen te vernemen dat hij, tot algemene verbazing, enkele uren later zou moeten aantreden. Haan was te bedremmeld om nerveus te zijn, gooide alle schroom van zich af en speelde een voortreffelijke wedstrijd, die Ajax won (3-0), en waarin híj scoorde.
Vreemd genoeg vormde díe wedstrijd aldus de langverbeide springplank voor het talent Haan, zoals die jaren achtereen in het B-elftal had lopen uitblinken. Sindsdien speelde hij vrij geregeld in de topelf en als extra-bewijs van vertrouwen zette Michels na de rust van de Europese bekerfinale tegen Panathinaikos Arie Haan in voor de niet geblesseerde, maar door Michels te licht bevonden Sjaak Swart en maakte Haan, zij het fortuinlijk, Ajax' tweede en verlossende doelpunt. Op het enorme, verlichte scorebord van Wembley heette het in neonletters: ‘Scorer: HAAN’, zodat de naam van de in Nederland tamelijk onbekende reserve opeens in miljoenen huiskamers over de hele wereld een familiaire klank kreeg. Weinigen zullen toen beseft hebben, hoe lang de weg naar erkenning geweest is voor de als Piet Keizer ogende Haan.
| |
| |
Arie Haan arriveerde bij Ajax tegelijk met een stuk of acht andere veelbelovende amateurs. Het is een beproefde politiek in het betaalde voetbal elk seizoen een handvol van die goedkope amateurvoetballers onder contract te nemen. Zij kosten slechts 3000 gulden (het handgeld voor de nationale uitblinkers, dat vaak in de vijf cijfers loopt, niet meegerekend) en dat soort bedragen staat in geen verhouding tot de transfersommen, zoals die voor een middelmatige semiprof moeten worden betaald en die minimaal het tienvoudige kosten. Haan had, toen hij in Amsterdam arriveerde, al een zekere faam, omdat hij zowel in het Nederlands jeugdelftal als in het amateurelftal had gespeeld. Bovendien had hij twee seizoenen in het eerste elftal van WVV achter de rug. WVV, de Winschoter voetbalvereniging, duikelde in die twee jaar van de eerste klasse naar de derde klasse, maar aan die opvallende degradatie had uitblinker Haan geen enkele schuld. De plotselinge terugval was eerder veroorzaakt door een onnatuurlijke gang van zaken in Winschoten, dat in een krankzinnig tempo spelers naar het betaald voetbal zag vertrekken.
Dat verloop kon niet worden goedgemaakt, omdat geen club, ook niet bij de amateurtop, het kan stellen zonder de ervaren rust van een stel oudere spelers. Ajax had al eerder een van WVV afkomstige speler van Groningen naar Amsterdam gehaald: Klaas Nuninga, die ook de contacten tussen Haan en Ajax tot stand bracht. Maar WVV verloor óók Sietze Veen (aan GVAV, later Heracles, PEC en De Graafschap), de doelman, Mellema (Heracles), en, óók aan GVAV, Wubbe Smeijns. En vóór Haan vertrok was er van een de meest spectaculaire transacties van de laatste jaren sprake geweest: die van amateur-international Jan Mulder naar Anderlecht, waar hij later tot een internationale vedette zou worden. Het laat zich enigszins begrijpen, dat in de boezem van WVV, het door al die verliezen naar de derde klasse terugzakte WVV, enige weerstand bestond, toen Ajax ook nog Arie Haan strikte. Haan, van wie al vaststond, dat hij een topper zou worden, toen hij als opstandig aspirantje in zijn eentje een elftal kampioen maakte. Er is zelfs ‘geknoeid’ met het overschrijvingsformulier, om op die flauwe manier de transfer van WVV naar Ajax reglementair onmogelijk te maken, maar na
| |
| |
korte tijd werd de ‘fraude’ (die lag bij WVV) ontdekt en was de weg voor Arie Haan vrij.
Onder leiding van trainer Cor Brom groeide dat B-elftal in twee seizoenen naar een goede eenheid, met een kampioenschap als beloning. Arie Haan maakte in dat jaar, als voortdurend opkomende middenvelder, meer dan twintig doelpunten en leek rijp voor het grote werk, zoals Ruud Krol, die een plaats bij de selectie kreeg. Maar er was één obstakel in de ogen van de Grote Baas Rinus Michels: Arie Haan was een student, die na vier jaar kweekschool zijn hoofdakte wilde halen, wat hem nog weer een jaar zou schelen, voor hij volprof zou kunnen worden. Michels had het niet zo op die voetballende studenten. Zijn bezwaren lagen niet op het persoonlijke vlak, zeker niet, maar in de ogen van Michels hadden studenten of mensen met een studie achter de rug vaak niet die mentaliteit die noodzakelijk is om in de absolute top te slagen. De zekerheid van de opleiding vormde, zo vond Michels niet ten onrechte, al te vaak een rem: dit soort voetballers verschilt van de echte ‘broodvoetballers’ die in alle opzichten bereid zijn tot het uiterste te gaan.
Toen Hanny Grijzenhout de naar Vitesse vertrekkende Brom als trainer opvolgde (Brom was zeer genegen Haan mee naar Arnhem te nemen, maar dat mislukte) trof hij een B-elftal zónder Krol, maar mét een stevig mopperende Haan-als-vedette aan. Arie Haan was zeer ontevreden over de gang van zaken en met name over de financiële aspecten van zijn contract. Hij weigerde zich in te spannen voor die vergoeding en voerde, ook op de training, geen klap uit. Grijzenhout, die het in die beginfase toch al niet makkelijk had als opvolger van de succesvolle Brom, nam het tenslotte voor Haan op, hoewel hij het standpunt van het bestuur wel begreep. De leiding van Ajax vond het stilaan welletjes: geld investeren in een speler, die al voor het derde jaar achter elkaar studie boven voetbal liet prevaleren, dat was geen aanlokkelijk perspectief.
Een nieuw gesprek tussen Haan en Ajax bracht de oplossing en zo begon student-voetballer Haan aan zijn derde seizoen bij Ajax-B, dat in een aanzienlijk sterkere afdeling terecht was gekomen en het zwaarder had dan het jaar ervoor. Grijzenhout
| |
| |
herinnert zich: ‘Ik sprak in het begin altijd klassikaal. Op- en aanmerkingen, aanwijzingen, tactische praatjes, dat gebeurde allemaal klassikaal. Dat viel bij Arie Haan niet zo goed. Hij zat er al twee jaar bij, had ten opzichte van de andere jongens tóch al meer persoonlijkheid en wilde méér individueel begeleid worden. Daaraan heb ik zoveel mogelijk gehoor gegeven, maar het kon niet altijd.’ Het B-elftal bij Ajax bestaat uit voetballers, die het best ‘grensvoetballers’ genoemd kunnen worden. De meesten redden het niet, moeten na een verloop van tijd terug naar de amateurs of worden verkocht aan een andere club in het betaald voetbal. Bovendien wordt dat B-elftal vaak ‘opgescheept’ met voor de topelf gepasseerde vedetten, voor wie het spelen in een B-elftal eerder een vernedering betekent. In zo'n B-elftal, tegen al die in het onzekere voetballende ‘mogelijken’, moet véél gesproken worden: B-elftallen zijn praatelftallen. Bij Ajax doen dat Grijzenhout en de hem assisterende Nol Boerkoel, en zij doen dat héél veel. Grijzenhout: ‘Ik geloof, dat in zo'n B-elftal praten even belangrijk is als het begeleiden op technisch en tactisch gebied. Je moet proberen die spelers van hun twijfels af te brengen, maar je kunt ze ook weinig concreets bieden.’
Arie Haan was zo'n ‘grensgeval’, bij wie het er wel inzat, maar van wie het niet zeker was, dat hij er ooit zou komen. Voor het eerste van Ajax is het begrip ‘goeie voetballer’ onvoldoende: hij moet een werkelijke topspeler zijn, die de verantwoording durft te dragen onderdeel van een machine te zijn, die geld voor zo'n twintig gezinnen moet opleveren. En juist aan dat gevoel voor verantwoordelijkheid ontbrak 't Haan wel eens. Deels omdat hij een vrolijke (‘optimistische’, zegt hij zelf) kijk op de zaken heeft en van nature al niet zwaar op de hand is. Deels, omdat hij zich gedekt wist, voor het geval hij als beroepsvoetballer niet helemaal zou slagen (‘Als ik voor de klas ga staan en ik speel in een middelmatige Eredivisievereniging, dan verdien ik waarschijnlijk evenveel als fullprof bij Ajax’.). En deels omdat hij, door twijfels overmand (‘Kom ik er nou wél, of kom ik er nooit?’), nooit echt helemaal voor voetbal durfde te kiezen. Grijzenhout: ‘Soms speelde hij in het B-elftal heel sterke wedstrijden. Hij was altijd al de figuur om wie het draaide. Maar in andere
| |
| |
wedstrijden had hij de neiging zich er wat te gemakkelijk van af te maken. Dan kon ik hem nóg zo voorhouden, dat hij de diepte moest ingaan, omdat hij voor het doel zo gevaarlijk is, maar dan was hij te statisch, te weinig in beweging.’
Arie Haan is wel bereid toe te geven, dat hij in het B-elftal maar matig geïnspireerd kon raken. Hij meende, dat zijn capaciteiten na drie seizoenen wel genoegzaam bekend moesten zijn. En hij maakte zich druk om de grillige curve van de bezoeken, die Michels bij het B-elftal aflegde. En steeds maar weer was er de knagende onzekerheid, die ook het duo Grijzenhout-Boerkoel niet helemaal kon wegsmoezen. Tot een wedstrijd tegen Sparta-B, op Spangen, die Ajax met 5-1 won, waar Michels was, waar Haan wist, dat Michels er was en Haan een sterke wedstrijd speelde. Na die wedstrijd is er een gesprek met Michels geweest, waarin De Bul hem duidelijk maakte wél vertrouwen te hebben in Haans capaciteiten, maar zijn twijfels uitsprak over hardheid, inkasseringsvermogen en dergelijke onderdelen van het voetbalvak, die de aspirantprof in zijn bagage met zich mee moet voeren. Haan: ‘Ik heb toen gezegd, dat ik het wel aandurfde. En het vreemde was, dat ik, toen ik eenmaal zekerheid had, dat ik in het seizoen daarop als fullprof aan de A-selectie zou worden toegevoegd, met mijn studie óók opschoot. Ik wist, dat ik mijn hoofdakte móest halen. Die dwang hielp me en ik slaagde.’
Vanaf dat moment had Haan gekozen: hij werd profvoetballer, het vak van onderwijzer werd opzij geschoven: Het is waar, het is aan de ene kant een voordeel, aan de andere kant een geweldig nadeel, die zekerheid. Op momenten, dat een prof dóór-gaat, hou jíj in. En als het even tegenzit heb je eerder de neiging te denken: dan stop ik er gewoon mee, dan ‘ik móet zien terug te komen.’ Zo arriveerde Haan in de A-groep. De jaren ervoor startte hij ook daarin, maar als de school eenmaal begon moest hij terug naar de routine van het B-team. Maar Michels had geen haast met de naar successen hunkerende Haan. Er was de reservebank, incidenteel een wedstrijdje met het B-elftal (waarin Haan ook weer moeilijk te inspireren was, omdat bij Ajax geldt, dat een reserve bij het eerste in geval van een overwinningspremie, die premie wél en een eventuele overwinningspremie van
| |
| |
het B-elftal níet krijgt) en wéér de bank. En er was, vooral, de Mand.
Dat is een rieten, rijdend geval, waarin Ajax de attributen met zich meevoert. Het is onder Michels zo gegroeid, dat de ‘laatste’ wisselspelers die mand vervoeren. Van de bus naar de kleedkamers bijvoorbeeld en vice versa. Voor sommigen is zo'n karwei een nietszeggende klus, waarover zij zich niet warm of koud wensen te maken. Voor de trotse Haan werd die Mand een obsessie, samen met de reservebank en de onmogelijkheid in het eerste elftal te bewijzen wat hij kon: ‘Als we dan aan het verkleden waren, en ik zag, dat er vier wisselspelers waren, van wie er hooguit twee zouden kunnen invallen, dan kreeg ik vaak de neiging te vragen, of het nog wel zin had om me überhaupt om te kleden. Je voelde je geen volwaardig lid van de selectie. Je verdiende goed, dat wel, maar je had niet het idee, dat je er iets voor gedaan had.’
Haan voelde zich te midden van zijn collega's eerder een profiteur van andermans inspanningen. Ook het B-elftal vermocht hem niet meer te inspireren, tot een van de vele gesprekken met Boerkoel en Grijzenhout hem ervan overtuigde, dat hij een alles-of-niets poging moest arrangeren, bijvoorbeeld voor de duur van twee maanden. Haan stemde toe, vergetend, dat hij had uitgeroepen, naar een andere vereniging te willen. En onverwacht kwam de kans, die eigenlijk geen reële kans was. In de bekerwedstrijd tegen Feijenoord, dat er zeer op gebrand was de beker te winnen, mocht Haan aantreden in een fantasie-elftal, waarmee Michels blijk gaf heel weinig waarde te hechten aan een eventuele voortzetting van het bekeravontuur, gezien de grote belasting van zijn selectie. Dat Ajax toch won (2-1) was een grote sensatie, temeer omdat Feijenoord in het eigen stadion speelde. Maar Arie Haan was content: hij speelde een weifelachtige eerste, maar een sterke tweede helft en hoewel Michels op geen enkele manier van zijn tevredenheid liet blijken, staken de Ajacieden het niet onder stoelen of banken, dat zij over de prestaties van Haan zéér tevreden waren. Haan: ‘Dat was het belangrijkste, dat gevoel, dat ik er bij hoorde. Bij Ajax zijn de spelers niet zo scheutig met complimenten. Maar ik merkte aan
| |
| |
kleine dingen, dat ze me waardeerden. Soms was dat een por in je zij, soms een knipoog. Méér was niet nodig. Maar ik had iets voor die jongens teruggedaan. Ik had meegeholpen iets te verdienen. Ik had niet langer meer dat lege gevoel op momenten, dat iedereen blij was na een mooie overwinning.’
Maar ook na Feijenoord bleef het lang stil voor Haan. En toen Ajax in de eerste bekerfinale tegen Sparta, in Rotterdam, wanhopig de beslissing wilde forceren kreeg Ruud Suurendonk de kans als wisselspeler, omdat hij in het verleden vaak succes gehad heeft in de rol van pinchhitter. Maar voor Haan was het een bittere teleurstelling, aanleiding om zich later, op een bruiloft, te laten gaan. Erkenning van Michels heeft Haan nooit openlijk gehad. Wél weet hij: ‘Voor de tweede bekerfinale, tegen Sparta, zei Michels bij de bespreking: “Ik zou alle vijftien spelers kunnen inzetten. Maar, omdat Sparta maar met elf spelers komt, moet ik er nu eenmaal elf uitkiezen.” Dat was een soort bevestiging voor me. Op dat moment vond ik het ook niet erg op de bank te zitten of de mand te rijden. Ik hoorde erbij, dat gevoel had ik tenminste.’
Belangrijk in die periode was de militaire dienst. Hoewel dat militaire elftal in de tijd dat rekruut Haan arriveerde heel veel van de vroegere glamour had verloren, is de entourage rond dat militaire elftal voor hem vreselijk belangrijk geweest. Naast de strikt zakelijke benadering van Michels was die van Jan Zwartkruis, de trainer van de militaire ploeg, een verademing. Zwartkruis is een trainer, die een menselijke, individuele begeleiding voorstaat. In de jaren, dat hij militaire topvoetballers bij zich heeft gehad, heeft hij vreselijk veel bewondering gekend. De vedetten het hij vedetten, maar hij eiste van hen aanpassing aan die wonderlijke eenheid, die het militair elftal altijd heeft gevormd. En Zwartkruis verstond bovenal de kunst ‘randfiguren’ zoveel zelfvertrouwen te geven en ze zó op te peppen, dat ze als herboren bij hun club terug kwamen. En nu ook de overste Heiloo zich met de begeleiding is gaan bemoeien is de gang van zaken rond het militair elftal bijna ideaal te noemen. Haan: ‘Eigenlijk was ik de enige, die zeker was van een plaats in het militair elftal. Maar op een of andere manier was ik op het laatst | |
| |
helemaal niet meer zo zeker. Ik was tenslotte blij, dat ik tegen België zou spelen. Ik heb me leeggeknokt. Voor Zwartkruis en voor Heiloo. Je kúnt ook niet anders, zo word je opgepept. Soms word je in een hoek getrapt, zodat je je kwaad maakt en soms is er gewoon een prettig gesprek, als je dat nodig hebt.’
In die unieke entourage leefde Haan weer op. Grijzenhout: ‘Je kon merken, dat het hem goed deed, dat militair elftal. Hij zag, dat anderen, Eredivisiespelers toch, niet beter waren dan hij, integendeel. En hij merkte, als hij tegen een Eredivisieclub speelde, dat hij voor niemand hoefde onder te doen. Als ie maar attent was, de diepte inging, en daardoor doelpunten maakte. Als ie maar bereid was een tegenstander af te stoppen, als dat nodig was.’ Zo werd stilaan dat gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel, fnuikend voor een teamvoetballer, ondervangen. Bovendien zal het huwelijk, dat Haan deze zomer afsloot, er toe bijdragen dat hij ‘serieuzer’ wordt. De kwaliteiten heeft hij: Haan beweegt ogenschijnlijk wat moeilijk, maar wel veel, hij heeft een zeer goede techniek, een steenhard schot en hij maakt veel goals met het hoofd. Stefan Kovacs wist ook, dat Arie Haan een volwaardig lid van de selectie was geworden; die bovendien 's zaterdags om tien uur op bed ligt. Bruiloft of geen bruiloft.
|
|