lengte van de lijn Antwerpen-Aarlen, (ca. 300 km, evenveel als de grens tussen Frankrijk en Duitsland) kon hem niet afschrikken. Bij zijn bezoek aan Parijs in maart 1934 hadden de Fransen gewezen op het utopisch karakter van de theorie van de integrale grensverdediging. Toch bleef men ijverig verder beton gieten.
Het dynamisme van Devèze en zijn machtige positie binnen de liberale partij gaven het overwicht aan de verdediging van de periferie. Nuyten was ontgoocheld, temeer omdat hij er niet in slaagde de nieuwe vorst in zijn kamp te krijgen. Daarop bezorgde Nuyten aan eerste minister de Broqueville, waarvan hij vroeger kabinetchef geweest was, toen die nog minister van Defensie was, een besparingsplan. Dit plan snoeide vooral in de voorstellen van Devèze. Toen de minister dit vernam, ontsloeg hij de stafchef en degradeerde hem tot commandant van het Tweede Militaire Gebied Antwerpen. De koning koos met spijt in het hart voor zijn minister. Daarop vroeg de generaal zijn opruststelling. Ongetwijfeld had Nuyten gelijk qua strategie, maar deontologisch had hij een zware fout begaan.
Ondertussen heerste onrust in Centraal Europa. Op 25 juli 1934 vermoordden Oostenrijkse Nazi's hun kanselier Engelbert Dolfuss. Het samentrekken van Italiaanse troepen aan de Brenner zette Hitler echter tot voorzichtigheid aan. Na de dood van Hindenburg op 2 augustus 1934 werd Hitler naast kanselier ook president; voortaan was hij de Führer. In oktober 1934 dreef hij het effectief van de Reichswehr op tot 300.000 man, een flagrante inbreuk op het Verdrag van Versailles.
Zoveel onheil zette Devèze aan om de stafcontacten met Frankrijk nieuw leven in te blazen. De nieuwe stafchef, generaal Adolphe Cumont, benadrukte, op expliciete vraag van Van Over-straeten, dat een Duitse inval het meest te duchten was langs Nederland. Van Overstraeten zelf schreef in een nota aan de koning dat de hoofdkrachtinspanning van een Duitse inval in het westen zou lopen over Roermond en Brussel. Het veldleger diende dus de waterscheidingslijn tussen Maas en Schelde te verdedigen. De Fransen van hun kant bleven aandringen op een vroegtijdig inroepen van hun interventie.
In maart 1935 voerde Hitler de verplichte eenjarige dienstplicht in, wat het effectief op 500.000 man bracht. Opnieuw werd het verdrag van Versailles met voeten getreden. Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië tekenden individueel en langs de Declaratie van Stresa (16 april 1935) protest aan tegen de eenzijdige opzegging door Duitsland van het Verdrag van Locarno. Frankrijk legde tevens klacht neer bij de Volkenbond tegen de schending van het Verdrag van Versailles.
Op 17 april 1935 veroordeelde de Volkenbond bijna eenstemmig - alleen Denemarken onthield zich - Duitsland. De 2de mei kwam het tot een Frans-Russisch pact tegen Duitsland. De USSR sloot zelf op 16 mei 1935 een garantiepact met Tsjechoslovakije. Dit zou in voege treden indien Frankrijk, op basis van het Frans-Tsjechische verdrag, militaire hulp zou verlenen. De Volkenbond toonde zich in oktober 1935 machteloos toen Mussolini, een lid van de bond, Abessinië liet overrompelen. De economische sancties die vooral door Groot- Brittannië gesteund werden, dreven hem bovendien in Hitlers armen.
Duitsland stelde dat Frankrijk door haar bijstandspact met Rusland de Verdragen van Locarno geschonden had. Te Locarno was immers voorzien dat Frankrijk Polen en Tsjechoslovakije bij een Duitse agressie te hulp zou komen. Met Rusland was echter geen dergelijke overeenkomst gesloten. Op 7 maart 1936 zegde Hitler het Verdrag van Locarno op en dezelfde dag trokken 30.000 man met vaandels en roffelende trom over de Rijnbruggen. Het bleef bij verbaal protest. Dit onbeschaamd overtreden van de Verdragen van Versailles en Locarno was mogelijk door de Britse toegevendheid en de overschatting van de Duitse militaire mogelijkheden door Frankrijk. Dat laatste land had zich trouwens volledig defensief georganiseerd als gevolg van de psychologische schok voortvloeiend uit de demografische catastrofe in de Eerste Wereldoorlog. De zwakte van de Volkenbond en de Geallieerden stemde de kleine landen, vooral België, tot nadenken.