Verzameling volks- en straatliedjes (collectie Nijhoff)
(ca. 1650-1750)–Pieter de Vos– Auteursrechtvrij
[pagina 820]
| |
Voys: Jk kom u begroete ag schoonste[r]Den herder Filander,
sliep ontrent een hey,
hy droomde wie kander
dog wese met my,
so droevig doorschooten
so diepe doorwont,
mijn hert is geslooten
nog sprak mijn mond,
de pijn is zo groot,
kom dan mijn dorinde,
helpt u beminde,
al eer hy sterft de dood.
Dorinden die weyden
haer Vee daer omtrent,
Hoe bitter sy schryde
als sij hem heeft gekent
de stem van filander
die riep overluyt
ik kieser geen ander,
ik neem u voor mijn bruyd,
en op het zelve pas,
zonder veel te zeggen,
quam zy haer leggen,
neffens hem int gras.
Den herder ontwaekte
en wiert heel ontsteld,
ag liefste wat maekje
so vroeg in 't velt
heeft God u gesonden
tot mijn Medicijn,
om te stelpe mijne wonde,
die zo bitter zijn,
komt dan engel zoed,
komt komt aen een beeken,
komt geneest de zieken,
eer ik sterve moet.
Dorinde bewogen
en bleef niet versteent,
quam hem toevlogen,
en heeft verleent,
en kusje met vreugden,
en sprak wel gemoed,
| |
[pagina 821]
| |
agh Herder vol deughden,
ik schenk u mijn bloet
ik schenk u mijn Leeven,
kan ik u meer geven,
als dat ik u meer zou.
Komt Herders te samen
wilt vrolijck nu zijn,
ik bender genese
van droefheyt en pijn,
ik bender geneesen
van mijn swaere wond,
Dorinde die heeft mijn
gemaekt heel gesont
door de liefde groodt,
heeft zy haer leven,
aen mijn gegeven,
en rust in mijn schood.
Herderinne en Herders
roept nu overluyt
Dorinde die is nu
Filander zijn bruyd,
door liefde en minne
zijn wijder vergaert,
en met vro[l]ijkheden
te zamen gepaerd,
uyt droefheyt en pijn,
ben ik nu genesen,
daer en is geen vresen,
zy is myn Bruyd alleyn.
Filander die isser
uyt droefheyt en noodt,
Filander is opgestaen
nu van de dood,
Filander die is van
zijn quynende wondt,
nu weder verresen
en fris en gesond,
uyt angst en pijn,
wie sal het wesen,
die mijn kan genesen,
als dorinde reyn.
Jk leef met Leander
voor mijn egte man
geen ander die myn herdt
nu geneesen kan,
Filander Dorinde
is u waerde Vrouw,
Wy leven te samen
in den egten Trouw,
| |
[pagina 822]
| |
en zijn nu by een,
ons kan niet doen schromen,
als dat zij sal komen
maer de dood alleen.
|
|