Verzameling volks- en straatliedjes (collectie Nijhoff)
(ca. 1650-1750)–Pieter de Vos– Auteursrechtvrij
[pagina 483]
| |
Een nieuw Lied van het bedrogen Dienstmeysje,Stemme: Doen ik ging zwieren door Amsterdam.Dogters hoord dog mijn bedroefde klagt
Hoe heb ik mijn in het verdriet gebragt
Hoe was ik so bot so sot so verblint,
Bedroefde Min die mijn so dwingt,
Wat doe ik helaes o jonge spruyt,
Soo vroeg mijn Juffrouws keuken uyt.
Jk was sestien Jaertjes en een half,
't Was de Ouderdom pas van een Kalf,
Toen kreeg ik mee als al de Luy,
Een Vrijer maer 't was van den bruy,
Het was een Snijer een slegten bloed,
Dat ik nu wel beklagen moet.
| |
[pagina 484]
| |
Hy quam mijn in 't eerste so moytjes veur,
Het scheen wel te wezen een groot Zinjeur,
Zijn hayr gepoeijert en heel adret,
Maer toen hy mijn had in het net,
Sag ik wel tot mijn groote leed,
Dat het maer was een kalen neet.
Hy sprak de schoonste woordtjes uyt,
So lang tot dat hy mijn had in de schuyt,
Jk was pas drie dagen getroud,
Of hy heeft mijn al wat af geklout,
En nu brengt desen kalen Zinjeur,
Mijn goed vast met de Hoertjes deur.
Jk had vijf hondert gulden aen schat,
Dat ik van mijn Ouders ge-erreft had,
Dat heeft hy ook al opgesnapt,
En het is al door zijn gat gelapt,
En ik moet mijn heel naekt en bloot,
Behelpen met een stukje drooge brood.
's Nagts als hy thuys komt vol en sat,
Dan moet ik kiezen het haesenpat,
Of hy knokt mijn soo plat als schol,
Duert dit nog lang ik word wel dol,
En dat is alle nagten schier,
Dat hy met de Hoertjes neemt zijn plyzier.
Nu denk ik nog aen die goude tijd,
Toen ik nog diende voor Keuken Meyd,
Toen wist ik van geen druk of rou,
Jk meende dat mijn volgen zou,
Mijn Juffrouws Keuken agter aen,
Maer het is 'er soo ver vandaen.
Had ik nu dat Vlees eens voor mijn mond
Dat ik voor desen gaf aen den hond,
Dat lief gebraed die Bier en Wijn,
| |
[pagina 485]
| |
Jk souder nu mee vrolijk zijn,
Dat ik heb laten bederven staen,
Maer 't is 'er mijn nu wel na vergaen.
Wat helpt nu mijn weenen en geschrey,
Jk ben en blijf vast in de ly,
Daerom wagt u dienstmeysjes al,
En spiegelt u dog aen mijn val,
Jk ben bedrogen maer 't is te laet,
Ziet toe eer het u ook soo vergaet.
Gerijmt door Pieter de Vos |
|