Verzameling volks- en straatliedjes (collectie Nijhoff)
(ca. 1650-1750)–Pieter de Vos– AuteursrechtvrijStem: Alst begint.O flora Edel is uw roem,
Met waerheyt kont gy niet getuygen,
Dat de Bijtjes suygen,
De Honing uyt een Bloem,
Gelooft het Honing Bijtje leeft,
Niet uyt de soete Blompjes die gy geeft,
| |
[pagina 472]
| |
Maar door de Necter dou,
De Lipjes van Me-vrouw.
Waar op als gy laest lag in rust,
En 't Honing Bijtje quam aldaer gevlogen,
Heeft haer Mont gesogen,
En met eens gekust,
Doen quam ik even op het slag,
Daer ik het Bijtje aen haer Lipjes sag,
En dat op en neder vloog:
Den Honing dou uytsoogh
O dagt ik soeten Honingh dief,
Nu sal u Flora heel verdoemen,
Met gy soog de Bloemen,
Lipjes van mijn Lief,
Die met een soetheid zijn vermengt,
Als wel de Roosjes zijn met douw besprengt,
O docht ik op dat pas,
Die ook een Bijtje was.
Dat ik een Honingh Bijtje waer,
Jk sou het stroyen huys versaken,
En mijn Nesje maecken,
Jn 't gekrulde haar,
't Gezwier om haar gekloofde kin,
En storte daer de soetste Honing in,
En hoe kon de Vriendin mijn,
Geen liever Nesje zijn.
|
|