Verzameling volks- en straatliedjes (collectie Nijhoff)
(ca. 1650-1750)–Pieter de Vos– AuteursrechtvrijStem, Lestmaal ging ik.Wel dus bedroefdt Jonkvrouw,
Mijn liefste lief verheven,
Waer toe soo groten rou,
Jn 't blaeyen van u leven,
Hoe komt dat men u oogen ziet,
Met traentjes nat door groot verdried,
Wat leet is u geschiet.
Doghter.
Jonckman vraeght ghy nogh dat,
Wadt leedt dat my kom quellen,
Ghy vraeght na 't kendig pad,
Als veel loose gesellen,
Of ghy mijn schoon voor Oogen vleyd,
Gy hebt agter mijn rug geseyt,
Jck spotte met de meyt.
Ionkman.
Jonkvrou dat 's klapperny,
Mijn hart dat is gelogen,
Mijn lief gelooft doch my,
Wilt u traentjes af-droogen,
Mijn komst geschiedt op trouw en eer,
Gelooft de Klappers nimmermeer,
Die ons benijden seer.
| |
[pagina 454]
| |
Dochter.
Jonckman u woorden soedt,
Ontraden mijn het sorgen,
Doch of u hert is goed,
Dat is voor my verborgen,
Dog so gy my bemint Jonkman,
Soo toondt daer maar een teeken van,
Jk ben te vreden dan.
Ionghman.
Om dat ghy brave Vrouw,
Niet meer behoefdt te vreesen,
Soo zult ghy van mijn Trouw,
Terstont versekert wesen,
Daer is mijn handt, Mijn Lief mijn lust,
Op Trou wort gy van mijn gekust,
Mijn Engel zijt gerust.
Dochter.
Jonckman nu is mijn herdt,
Van alle druk ontslagen,
Jk ben bevreyd van smard,
Adieu bedroefde dagen,
Al wat voor desen is geschiedt,
Dat ick uyt liefde u toe lied,
En roert de klappers niet.
EYNDE. |
|