Verzameling volks- en straatliedjes (collectie Nijhoff)
(ca. 1650-1750)–Pieter de Vos– AuteursrechtvrijStem: Bedroefde hert, etc.Adieu schoon Lief nu moet ik gaen varen
Al na Oostinje voor seve jaren,
Marritje lief u zoet aenschijn,
Staet 'er geschreven in 't hertje van mijn,
'k zal op de reysen,
Meenigmael peyse,
og waer ik by de liefste van mijn.
Jonkman sult gy my nu begeven,
nu ik in 't bloeye ben van mijn leven,
daer toe ben ik van
mijn hert sal scheuren
door 't stadig treuren,
Dat ik moet leven in ongenugt.
| |
[pagina 334]
| |
Og lief en wilt daerom niet treuren,
men ziet het dagelijks gebeure
dat 'er veel Meysjes in ons lant
door de belofte raken in schant
Maer Lief gepresen,
En wilt niet vreesen,
Daer is op Trouw een diamant.
Jonkman ik sal u Trou ontfangen,
maer denk eens hoe t' u sal verlangen,
Eer de seven jaren zijn om,
Dat ik verwagt mijn Bruydegom,
hoe sou gy mijn haten
en kunne verlaten,
Daer ik nog ben soo jonge Blom.
Lief eer ik u sal laten in schande,
'k Wens dat ik noyt mag komen te lande,
Maer dat het water my bestraelt,
Of dat de wrede dood mijn haelt,
Oorlof ik moet scheyden,
ik kan niet beyden,
Want ziet de zon is neer gedaelt.
Adieu den Heer wil u bewaren,
En op de reys gesondig sparen,
En altijd hoeden voor ongeval,
Voor storm en Wind of lager wal,
Jk zal verlangen,
Om u te ontfangen,
Hier weder in ons Nederlands dal.
Hy ging na voort met groot benouwen,
om dat zijn lief so bleef in rouwen,
zy liet zo menigen droevige traen
Over haer rode wangen gaen,
Het Kinder baren
dat doet mijn bezwaren,
waer door mijn hart meest is belaen.
'k Had veel bedroefde dag en nagten,
want ik mijn bruydegom verwagte,
Maer ik heb haest vernomen klaer,
Dat hy op 't schip gestorven waer,
God wil hem geven,
Het eeuwige leven,
Daer wy verlangen na allegaer.
Kom wrede dood wilt mijn verslinde,
wilt mijn weg halen met mijn kinde,
Uyt dit bedroefde aerdse Pleyn,
Dat ik mag soeken de
| |
[pagina 335]
| |
Liefste certeyn,
Hebt gy met schromen,
de Vader genomen,
laet ons niet blijve hier alleyn.
Oorlof gy dogters jonk van jaren,
hebt gy een lief wilt met hem paren,
Eer dat zy trekken uyt het Land,
So blijft gy hier niet als ik in schand
met soete woorde
hy mijn bekoorde,
Waerdoor mijn Eer raekte van kant.
|
|