Verzameling volks- en straatliedjes (collectie Nijhoff)
(ca. 1650-1750)–Pieter de Vos– Auteursrechtvrij
[pagina 283]
| |
[pagina 284]
| |
hoord een reysje maetjen hoe,
waer wilje so laed na toe,
zoekje niet een goedt portuertje,
komt by lijsie in 't schuertje,
daer verkoopt men Bier en Wijn,
laet ons daer eens vrolijk sijn.
Jck ben door nieuws gierigheydt,
met dat Meysjen heen gaen stappen,
sij heefdt mijn na haer huys geleydt,
daer dees zoete lieve Meydt,
datelijk eysten Brandewijn,
die most wel gesuykert sijn,
Wijn Bruleetje liedt sij kooken,
ik ging een pijpie sitte rooke,
eyste Rotterdammer bier
zongh een deuntje na de swier.
Sy sprongh mijn strack op mijn Schoodt,
Hondtje sey sij laadt ons hupsen,
het is hier pladt ghy hebt geen noodt,
soende mijn schier half dood,
't wasser vet pod en de nagt,
Wierd met vreugde door gebraght,
smorgens als begon te dagen,
hoorde men het meysje klaghen,
dat haer hoofie de so seer,
en wy leyden ons wat neer.
Op een Beddetjen van Kaf,
daar wij in Vrouw Venus akker,
ons soo danigh ploegden af,
dat ik mijn tot rust begaf,
maer toen ik schoot uyt mijn slaap,
was ik quyt den heelen aap,
al mijn geld dat was gestoolen,
ik vervloekte venus schoole,
| |
[pagina 285]
| |
en ik stond bedroeft en sag,
't was voor mijn een hard gelag.
Al mijn vreughden nam een endt,
daar quam der een van de Trappen,
't scheen een wreeker van een vendt,
sij dat [ian] de drommel schendt,
kom boey op ik ben de weert,
het geld dat gy hier hebt verteert,
dertig gulde moe[ti]e tellen,
of ik sweer dat wij iou sellen,
kloppe datje slapies wort,
kom breng op en dat int kordt.
Geld en had ick niet o schandt,
sij trocken mijn uyt mijn kleeren,
en de Kop ringh van mijn handt,
moest daar nogh bleyven tot pandt,
sij stiete mijn de deure uyt,
half naakt als een Schavuydt,
en begonne mijn te kloppe,
en met voeten dight te schoppen,
dat ik hadde slage zad,
met een voed onder mijn gad.
Oorlof Jonckmans voor het lest,
laadt jou dogh soo niet bedotten,
schoud de hoeren als de pest,
dat raad ick jou maer voor het best,
't is haer anders niet te doen,
als maer om jou noble poen,
so lang als iou lieve splindtien,
duert so seyd het [h]oortie vrintien,
maer als de buydel is plad,
slaen sij iou tege haer gad.
|
|