Verzameling volks- en straatliedjes (collectie Nijhoff)
(ca. 1650-1750)–Pieter de Vos– Auteursrechtvrij
[pagina 247]
| |
op een nieuwe Vois:Dorethea hoor mijn zugten,
Wilt niet voor u minnaer vlugten,
Laet mijne min,
Jn u lieve boesem in,
Ag ziet
Verdriet,
Dat ik in mijn hert moet dragen,
Schoone Zon,
Ag hoe kon,
Meer dan gy mijn ziel behagen,
Jk verpand,
Hert en hand,
Nu ik in u liefde brand.
Venus Wigje Cupidootje,
Die mijn kwetste met een schootje,
Wie gunt gy 't lot,
Van sulk een soet genot,
Van haer,
Die daer,
Schijnt geteelt te zijn voor Godin,
Die Jupijn,
Jn den schijn,
Wel sou van den Hemel noden,
Want zy is,
Voor gewis:
Meer dan Daphne en Philis.
Hoe gelukkig sou hy wezen,
die maer eens het soet mogt lesen,
Van 't geen hy vond,
Ontrent haer rooder mond,
En dan,
Die an,
Haer teder borst mogt voelen,
Hoe de Min,
Midden in,
Haer verholen ziel komt doelen,
Ag hoe soet,
Soo die gloet,
Tonen waer men wesen moet.
Lief ik volg u fiere schreden,
Om het soet van uwe leden,
En om het wit,
Dat in uw boesem zit:
Mijn hert,
Dat werd,
Aen 't uwe vastgestrengelt:
Jk verwagt:
Dag en nagt:
Dat gy eens te samen mengelt,
Want de min,
Mijn Godin,
Sal nooy wijken uyt mijn Sin.
|
|